Gepubliceerd op 11-11-2021

jas

betekenis & definitie

I. v. jassen (1 kledingstuk voor mannen met mouwen, bij het uitgaan over de bovenkleding aangetrokken; 2 mansbovenkledingstuk; vero.: damesmorgenjapon):

1 een geoliede jas; de kraag van zijn jas op;
2 jas, broek en vest; een geklede jas; een dun wit jasje;

nog: mil. een jas hebben, er naast grijpen; Z.-N. inz. sedert 1914: soldaat en dan m.

II. m. (uit Jasper, eigennaam; kaartspel; troefboer; Z.-N. jasspel; zie jassen I).