Gepubliceerd op 11-11-2021

gewoonlijk

betekenis & definitie

I. bn. (1 overeenkomende met gewoonte of gebruik; gewoon, in bet. 3; 2 overeenkomende met de vastgestelde orde; gewoon in bet. 4; 3 alledaags):

1. dat was zijn gewoonlijke groet; naar de gewoonlijke manier,
2. gewoonlijke rechter,
3. de gewoonlijke gevaren van de grote stad; als bn. enigszins verdrongen door gewoon;

II. bw. (overeenkomstig iems. gewoonte; gemeenlijk, doorgaans): gewoonlijk kom ik om 10 u.; als gewoonlijk; groter dan gewoonlijk.