Gepubliceerd op 11-11-2021

geven

betekenis & definitie

gaf, h. gegeven (1 aangeven; aanreiken; in iems. nabijheid plaatsen, zodat hij er over kan beschikken; 2 bezorgen, verstrekken, verschaffen; 3 iem. iets toekennen, toeschrijven; aannemen, dat iets bij hem aanwezig is; 4 verschaffen, opleveren, voortbrengen; veroorzaken; 5 schenken: verlenen als een gunst, als iets, waarop de ontvanger eig. geen aanspraak heeft; 6 schenken; verlenen als een weldaad, waarvoor men geen vergelding verlangt; 7 van iets, dat men bij zich had of verondersteld werd bij zich te hebben: van zich geven; overgeven; 8 van zich doen uitgaan; van zich geven):

1. geef mij dat boek eens; geef mij een kop koffie; van iets den duivel geven, er zich niets van aantrekken; iets er aan geven, niets meer mede te doen willen hebben; een zoen geven, kussen; zie taart, langs 2;
2. iem. geld of kapitaal op interest geven; iem. de eer geven, die hem toekomt; iem. de kost geven; iem. de naam van … geven;
3. iem. de schuld geven; iem. een zeker aantal jaren geven;
4. melk gevende koeien; het geeft 50%; aanleiding geven;
5. geef ons heden ons dagelijks brood; gave God, dat ....; iem. verlof geven;
6. verkoop alles wat gij hebt en geef het den armen, Mare. 10 : 21; zaliger is het te geven dan te ontvangen; een aalmoes wie geeft, dien zal gegeven worden; 7. geef hier dat potlood; de geest geven, sterven; iem. reden, rekenschap geven;
8. een gilletje geven; vuur schieten; een schreeuw geven; de lamp geeft weinig licht; nog: het spel gewonnen (of: het er aan) geven, het opgeven: een toneelstuk, opera geven, opvoeren; wat moet dat geven, wat zal het einde zijn? wat geeft het je, helpt het je? het geeft je niets of je al, helpt je niets; dat geeft te denken; (kaartspel) jij moet geven, de kaarten verdelen; acht geven, letten op; iem. raad raden; in bedenking geven. laten overwegen; ik geef niets om koude, koude kan me niets schelen; wat geeft hij er om, wat vraagt hij er naar? gegeven te Brussel 1 Febr. 1924, uitgevaardigd; wat geven en nemen (of: weten te geven en te nemen), meegaand zijn, zich naar de omstandigheden weten te schikken, weten te schipperen; dat geeft niets,
a) levert niets op,
b) helpt niet; zie gehoor 3, keizer, licht I 1 12, onderen, pas I 2.