Gepubliceerd op 11-11-2021

gebruiken

betekenis & definitie

gebruikte, h. gebruikt (zich van iets bedienen, in verschillende toepassingen): een werktuig gebruiken, bezigen tot iets; zijn armen, zijn been gebruiken; zijn ogen, zijn tong (weten te) gebruiken, nl. er flink mee (weten) om (te) gaan, gebruik van (weten te) maken; een diné, een ontbijt gebruiken, het nuttigen; wat zal mijnheer gebruiken? wil u niets gebruiken? eten, drinken; de baden gebruiken, een badkuur ondergaan; een geneesmiddel gebruiken, aanwenden; zijn geld goed gebruiken, besteden; krachten, vermogens gebruiken, aanwenden; zijn verstand gebruiken, behoorlijk nadenken; zijn tijd (goed) gebruiken, (goed) besteden; een woord goed gebruiken, bezigen; zich tot alles laten gebruiken, z. tot lijdzaam werktuig verlagen, lenen tot allerlei minne diensten; geduld, gestrengheid enz. gebruiken, aan den dag leggen, betonen inz. met een bepaalde bedoeling; ik kan hem in de zaak niet gebruiken, hij is niet geschikt voor de zaak; lijntrekkers kan ik niet gebruiken; ik kan (van) alles gebruiken.

< >