Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- sjirpen
- Sjiwa
- sjoecht
- sjoelbak-spel
- sjofel
- sjofeltjes
- sjokken
- sjor
- sjorklamp
- sjorren
- sjorring
- sjorringtouw
- sjouw
- sjouwen
- sjouwer
- sjouwerij
- sjouwerman
- skaat, skale
- skald
- skating-rink
- skelet
- skeletteren
- ski
- skiën
- skiër
- skisokje
- Skoepsjtina
- skunk
- skyscraper
- sla
- slaaf
- slaafs
- slaag
- slaags
- slaak
- slaan
- slaand
- slaap
- slaapbeen
- slaapbol
- slaapcoupé
- slaapdrank
- slaapdronken
- slaapje
- slaapkamer
- slaapkamer-ameublement
- slaapkameraad
- slaapkoets
- slaapkop
- slaapkruid
- slaaplijf
- slaapmatje
- slaapmiddel
- slaapmuts
- slaapogen
- slaapplaats
- slaappoeder
- slaapsalet
- slaapstede
- slaapster
- slaapvertrek
- slaapwagen
- slaapwandelaar
- slaapwandelen
- slaapwekkend
- slaapzak
- slaapziekte
- slaapzucht
- slaatje
- slab
- slabakken
- slabakker
- slabbaris
- slabbe
- slabben
- slabberen
- slabberlap
- slabed
- slaboon
- slacht
- slachtafval
- slachtbank
- slachtbeest
- slachtbijl
- slachtdier
- slachten
- slachter
- slachterij
- slachtgeld
- slachthamer
- slachthuis
- slachting
- slachtloon
- slachtmaand
- slachtmasker
- slachtmes
- slachtoffer
- slachtofferande
- slachtofferen
- slachtplaats
