Gepubliceerd op 11-11-2021

deugd

betekenis & definitie

v. in bet. 2 -en (1 het goed zijn in zedelijke zin; voortdurende geneigdheid het goede te doen en het kwade te laten; 2 goede eigenschap, hoedanigheid):

1 de - beoefenen; het pad der -, goede levenswandel; uitroep van verbazing: lieve -!
2 de -en der heiligen; R.-K. de drie goddelijke -en, geloof, hoop en liefde; de -en en gebreken; dat zijn de gebreken van zijn -en; nog: in (alle) eer en -, in alle eerbaarheid, op onschuldige wijze; - doen, goed doen, aangenaam aandoen; zegsw. van de nood een - maken, a) uit een toestand, waarin men tegen zijn wil geraakt is,- alle mogelijk voordeel zien te halen, b) tegen zijn zin tot iets overgaan of besluiten ui noodzaak; Z.-N. - van iets hebben, genot.