Gepubliceerd op 28-04-2017

Nonchalance

betekenis & definitie

Ongedwongen en onbekommerd is het leven van de snob, dankzij zijn welhaast aangeboren nonchalance. De veelbegeerde hertogin Marie-Louise de Berry maakte zelfs haar nonchalant gedrag tot een mode. Men zegt dat haar turbulente leven en haar extravagances zelfs de reden voor de voortijdige dood van haar echtgenoot waren.

Met haar talrijke schandknapen (onder wie zelfs enige exemplaren zonder blason) en ingewikkelde geldschandalen maakte zij in Frankrijk in korte tijd geschiedenis. De hertogin werd dan ook maar 24 jaar oud. Markies de Brunoy slaagde erin er binnen enkele jaren twintig miljoen pond door te jagen. Toen zijn vader stierf, liet hij de fonteinen en bronnen van het kasteelpark met vaten zwarte inkt vullen. Daarna bouwde hij een luxueus huis in Parijs, trouwde met een zekere mademoiselle d’Escart (die hij rijkelijk voor haar jawoord beloonde), en alleen al voor de kleding van zijn huispersoneel verdwenen 550.000 pond in de beurzen van de kleermakers. Ook hij stierfjong: in 1781 op de leeftijd van 33 jaar.

Een zekere nonchalance behoedt tegen het lelijke en waarborgt een zekere kwaliteit. Zo beschrijft Jean Cocteau in Thomas Timposteur prinses de Bormes: ‘Ze betastte datgene wat men niet betasten kon, ze choqueerde door haar ongedwongenheid.’ Aldus, van de ene onvoorzichtigheid in de andere, filtreerde de prinses op een subtiele manier haar omgeving en vermeed zo in haar kennissenkring elke vorm van mediocriteit. Uitdrukkingen zoals: ‘Ik houd niet van arme mensen. Ik haat zieken’, waren de prinses ook niet vreemd. Haar gout de vivre, de sin- gulariteit van haar kleding en haar bewegingen gaven haar een natuurlijke distinctie. Cocteau beschrijft haar als ‘la pureté, la noblesse même’.

Misschien wel het belangrijkste waaraan het de snob nooit mag ontbreken, is originaliteit. Het tegendeel van ordinair zijn. Origineel zijn betekent zijn eigen gedachten en ideeën creëren. Echtheid dus. Originaliteit hoeft dus niet per se te betekenen dat men opvalt, zoals door flamboyante kleding. Louis de Clermont was tijdens de regering van Charles ix en Henri n een van de meest toonaangevende aristocraten van Frankrijk. In de beste salons verscheen hij intussen heel eenvoudig in een zwart pak. Zonder sieraden of andere kleinodiën. Maar zijn dienaars, die hem constant volgden, waren beladen met ringen, kettingen met hangers en alumetten bezet met de nodige diamanten. Omdat de gouverneur het ordinair vond om juwelen te dragen, liet hij dat aan zijn personeel over. Ook modestie en eenvoud kunnen dus tekenen van luxe zijn.

'Gierigheid’, zegt Niccolo Machiavelli in De Vorst, 'is beter dan overdreven vrijgevigheid.’ Ook Thackeray vindt dat overdreven zuinigheid een soort snobisme is. Maar in Nederland is gierigheid beslist geen symbool voor originaliteit. Machiavelli (authentieke verarmde landadel) zou best wel eens een snob geweest kunnen zijn. Als we lezen hoe hij zijn tijd doorbrengt: met het schrijven van lange brieven aan Francesco Vettori (ambassadeur van de Medici aan het pauselijke hof; een van hun correspondances is zelfs de beroemdste brief van de Italiaanse literatuur genoemd), ’s morgens een banaal gesprek met de houthakkers, dan wat eenvoudige lecture (Dante, Petrarca, Ovidius of Tibullus) bij een verkoelende fontein. Tegen de middag ging hij naar de plaatselijke dorpsherberg en schold hij een weinig tegen het gewone volk of mengde zich bij hen voor een kaartspel, ’s Avonds kleedde hij zich in een voornaam en koninklijk gewaad en sloot zich op in de bibliotheek. Machiavelli vond ook dat een vorst een reputatie moet opbouwen die hem tegen bedrog en misleiding kan beschermen.

Volgens onderzoeken naar de intelligentie onder de authentieke ‘originelen’ valt het grootste gedeelte van hen in de io a 15% van de bevolking die men als zeer getalenteerd kan beschouwen. ‘Een artiest, hoe perfect hij ook is in zijn genre, zal als hij niet origineel is, nooit een genie zijn,’ meent Voltaire.

Personeel

‘Ik ben lui van temperament, zelfs zo lui, dat, wanneer ik zou moeten werken om te leven, ik denk dat ik me dan zou laten sterven van honger' schrijft Alain René Lesage. Over personeel moet de snob dus in voldoende mate beschikken. Dom personeel is het beste. En met personeel sluit men natuurlijk nooit vriendschap. Nicolas de Chamfort vertelt een toepasselijke - haast trieste en roerende - anekdote (in Maximes, pensees et anecdotes) over een dochter van de Franse koning: ‘Toen ze nog een kind was en met een van haar dienaressen speelde, bekeek ze haar handen, telde haar vingers en zei: “Waarom heb jij ook vijf vingers, net als ik?” En ze telde ze nog een keer. Voor de zekerheid.’

Henry Cavendish ontving nooit gasten. Elke ochtend liet hij voor zijn kok een briefje achter op de tafel in de hal, waarop hij te kennen gaf wat hij die avond wilde eten. Om zeker te zijn dat hij nooit een bediende tegen het lijf zou lopen, ontwikkelde hij een geniaal systeem van dubbele deuren. Eens ontmoette hij echter bij toeval een dienstmeisje in het trappenhuis, wat hem dermate opwond, dat hij een tweede trap in zijn woning liet bouwen. Ook Machiavelli beschrijft hoe men zich ten opzichte van zijn personeel moet houden en het tutoyeren moet vermijden: ‘Want liefde wordt instandgehouden door morele verplichtingen, die - omdat de mensen nu eenmaal slecht zijn - altijd in de wind worden geslagen wanneer het om het eigenbelang gaat. Vrees daarentegen berust op angst voor straf, en die verdwijnt nooit.’

Quincaülerk is Frans voor ijzerwarenwinkel. U begrijpt dat met deze benaming dus niet veel goeds te melden is. Dit is namelijk ook de betiteling voor namaaksieraden en echte indien in overvloed gebruikt. Dat de Nederlandse kroonjuwelen namaak zijn, schijnen nog vele mensen te ignoreren. Het Nederlandse vorstenhuis had jammer genoeg niet de mogelijkheid om op oude tradities terug te vallen. In 1815 kreeg de Amsterdamse firma Giovino & Truffino de opdracht een verguld (!) koperen (!) kroon te creëren, waarop imitatiestenen van gekleurd glas (!) werden bevestigd. Als argument voegde het staatshoofd eraan toe 'dat de kroon tenslotte een juweel van het rijk was'.

Willem 11 kreeg hulp van Anna Paulowna, die natuurlijk als tsarendochter wel wat anders gewend was als goedkope symboliek. Hij het in 1840 nieuwe kroonjuwelen maken: voor 1400 gulden het hij een zilveren kroon (al iets beter) fabriceren, die op haar beurt ook weer verguld werd. Maar de parels en stenen waren nog steeds niet authentiek. Ook hij stelde zich hiermee tevreden, omdat het immer maar ‘symbolische regalia’ waren. Bij de huldiging van Wilhelmina bleek dat de parels wat dof geworden waren (vanzelfsprekend). De kunstparels werden uiteindelijk vervangen door nieuwe, die meer glansden.

Voor mensen met een minder zuinige natuur vindt men alles wat men zoekt bij ’s werelds beste juweliers: Tiffany (waar de laatste Franse kroonjuwelen terechtkwamen en waar, cynisch genoeg, ook keizerin Eugénie haar inkopen deed), Lali- que (ook al sinds 1885), Fabergé (zeer interessant zijn vooral zijn vooral zijn creaties van Siberische jade en zijn saffieren in elegante zetting), Boucheron (met als klanten: Sarah Bernhardt, de laatste tsarina, de koningin van Spanje, Oscar Wilde), Carrier (de beroemde panters, helaas het zinnebeeld geworden van luxe-trash; en ook hun aanstekers gooit u natuurlijk weg zodra ze leeg zijn) en Van Cleef en Arpels (vooral bekend vanwege de nécessaires en de minaudières van goud en email; als clientèle citeren we de hertog en de hertogin van Windsor,

Marlene Dietrich en Maria Callas). Ook in de bijouterie gaat het niet om de hoeveelheid ijzerwaren en mineralen die u draagt, maar om hun authenticiteit.