Alexandr Nikolajevitsj Skrjabin (Moskou 1872-1915) was een van de meest vooruitstrevende en minst begrepen Russische componisten van zijn generatie. Net als zijn vriend Rachmaninov was hij ook concertpianist.
Zijn vroege pianomuziek is onmiskenbaar geënt op het oeuvre van Chopin, en de eerste twee symfonieën zijn sterk met Tsjaikovski verbonden. Gefascineerd door Wagner, Liszt en Nietzsche, de theosofie en symbolistische dichters, ontwikkelde hij een intrigerend muzikaal idioom waarmee hij zijn grootse visioen van een allesomvattende, oneindige kunst trachtte te verwezenlijken.
Skrjabin wilde dat zijn muziek de luisteraar niet zomaar zou behagen, maar dat zij zicht zou geven op een nieuwe wereldorde die oneindig veel rijker was dan de onze. Zijn streven culmineerde in het ontwerp voor Mysterium (1903-15), een megaproject waarvan de uitvoering zeven etmalen zou duren. Met kleur, geluid, geur en dans zou deze muziek het publiek transformeren tot bovenmenselijke wezens zoals hijzelf. Het zou worden uitgevoerd in een Indiase tempel, en om dit plan te realiseren, kocht de componist in 1908 een stuk grond aan de voet van de Himalaya. Slechts schetsen van een Acte préable ('voorbereidende handeling') kwamen uiteindelijk op papier. Een bloedvergiftiging als gevolg van een onsuccesvol geopereerde puist op de bovenlip was de oorzaak van Skrjabins voortijdige dood. De schetsen werden tussen 1972 en 1996 door Alexandr Nemtin uitgewerkt tot een tweeënhalf uur durende compositie, zodat wij nu tenminste enig idee kunnen krijgen van Skrjabins droom.
Muziek zonder ontwikkeling:
Orkestwerken als de Derde symfonie Le divin poème (1904), Le poème de l'extase (1908) en Promethée (1910) dragen beschrijvende titels, en soms is zelfs een geschreven programma bekend. Maar wat in deze uiterst kleurrijke muziek ontbreekt, is een werkelijke ontwikkeling. De akkoorden bezitten een grote spanning, maar nog minder dan bij het fameuze Tristan-akkoord in het voorspel van Wagners Tristan und Isolde komt het tot een rustpunt. Skrjabin gebruikte namelijk akkoorden en toonladders waarvan de grondtoon niet of nauwelijks te bepalen is. Heel goed herkent men dat ook in delaatste vijf (eendelige) pianosonates. Daar lijkt iedere samenklank en elk melodisch element bovendien een variatie van ieder ander, eerder of later, gegeven in het stuk, zodat je onmogelijk nog kunt vaststellen wat precies het basisgegeven is. Met zijn poging een 'onstoffelijke' kunst te creëren, was Skrjabin niet ver verwijderd van de ideeën die Schönberg in de beginfase van de twaalftoonstechniek formuleerde. In tegenstelling tot Schönberg had Skrjabin echter weinig werkelijke navolgers die zowel zijn verfijnde muziektechnische gaven als zijn spirituele doelstellingen konden of wilden continueren .
Oeuvre
Orkestwerken, waaronder 3 symfonieën en 1 pianoconcert; 10 pianosonates en vele kleinere pianowerken, waaronder etudes, preludes, impromp tu's, mazurka's.