Incessores. Als de hoogst ontwikkelde vogels beschouwt Fürbringer de boomvogels.
Deze orde wordt verdeeld in zeven onderorden, waarvan de z. v. er één is. Men noemt ze ook de tredvoetigen, Halcyoniformes; ze stemmen overeen in den vorm hunner pooten.
De volgende drie groepen worden onderscheiden: de grijpsnaveligen, de ijsvogels en de bijenvreters. De pooten zijn kort, hebben een met schubben en schilden bekleeden loop en in den regel vier (zelden drie) teenen, waarvan er steeds één naar achteren is gericht.
De buitenste en de middelste voorteen zijn over een groot deel van hun lengte samengegroeid. Gewoonlijk hebben de z. v. een grooten kop en een sterk ontwikkelden snavel.
Tot de grijpsnaveligen rekent men o.a. neushoornvogels en hop. Bernink.