is een voor wasschen dienend chem. product, dat gewoonlijk uit alkalizouten van hoogere ➝ vetzuren bestaat. Er is echter ook z., waarbij een ander metaal met een hooger vetzuur is verbonden.
Men kent harde natronzeepen en weeke kalizeepen, terwijl de natronzeep weer onderverdeeld wordt in kernzeep, welke bestaat uit z. en water; halfkernzeep, een mengsel van kernzeep en lijmzeep; en lijmzeep. Bij de bereiding van z. gaat men uit van verschillende vetzuren, terwijl o.a. ook hars wordt verwerkt.
Als het vet of vetzuur met de juiste hoeveelheid natronloog wordt verwarmd, ontstaat natronzeep, terwijl glycerine uit het vet wordt vrijgemaakt. Deze z. is onoplosbaar in zout water, zoodat bij toevoeging van zout aan dit mengsel (uitzouten), de z. boven op de onderlaag van glycerine en water gaat drijven.
Deze vrij zuivere bovenlaag is de kernzeep, welke o.a. het uitgangsproduct vormt voor de betere soorten, zooals toiletzeep. Door uit te gaan van cocosvet en palmpittenvet ontstaat bij bovenomschreven werkwijze een natronzeep, welke ook zonder uitzouten met de glycerine samen een harde massa, de lijmzeep, vormt.
Men kent nu nog een tusschenvorm, waarbij slechts weinig zout wordt toegevoegd en een mengsel van kernzeep en lijmzeep wordt gevormd. De beide laatste soorten worden ook gevulde z. genoemd en kunnen met vele nagenoeg waardelooze stoffen worden gemengd en daardoor goedkoop worden geleverd.Bij de behandeling van vetzuren met kaliloog kan het verkregen mengsel niet worden uitgezouten; men krijgt altijd zachte z. De gewone zachte z. welke ook smeerzeep, groene z. en glycerinezeep wordt genoemd, bereidt men uit lijnolie, traan e.d. Vroeger werd ze uit hennepolie bereid, waardoor de groene kleur ontstond; tegenwoordig is ze kunstmatig groen gekleurd.
Door menging van verschillende soorten z. en het toevoegen van reukstoffen en andere chemicaliën kan de samenstelling worden gewijzigd en ontstaan vele kwaliteiten. Toiletzeep is gezuiverde en met parfum behandelde kernzeep met een hoog vetgehalte. Schuurzeep bevat fijn zand, puimsteenpoeder, infusoriënaarde of een ander schuurmiddel. Transparante z. zijn lijmzeepen uit cocosolie en talk, waarin ricinusolie, glycerine en spiritus zijn verwerkt. Drijvende z. worden verkregen door de z. met lucht te roeren, zoodat ze lichter wordt en op het water blijft drijven. Scheerzeep is een mengsel van natron- en kalizeep, meestal bereid uit talk en cocosvet.
Behalve in stangen en blokken komt z. ook in den vorm van schilfers en vlokken in den handel. Voor ➝ zeeppoeder zie aldaar. Hoogeveen.
De grootste zeepproducenten der wereld zijn de Ver. Staten, Duitschland, Engeland en Frankrijk. Eng. heeft den grootsten export. Het Lever-concern bezit een overheerschende positie in de zeepindustrie en heeft zijn invloedssfeer ook tot vele andere landen uitgebreid. Frankrijk is het daaropvolgende exportland. Marseille (met meer dan de helft van de geheele voortbrenging) en Parijs vormen de groote productiecentra.
Nederland telde in 1934 56 zeepfabrieken met ruim 2800 arbeiders. Deze industrie verwerkte 38 000 t vetten, oliën en vetzuren tot z., waarvan de waarde ongeveer 21 millioen gld. bedroeg. De productie was als volgt verdeeld: zachte z. 49 0001, huishoud- en textielzeep 13 000, toilet- en medicinale z. 2900 en zeepwaschpoeder en z. met bleekmiddelen 23 900 t. Het gebruik per hoofd der bevolking bedroeg 10,8 kg. De in- en uitvoer van alle zeepsoorten en zeeppoeder was in 1937 resp. 1552 en 3026 t, ter waarde van resp. 974 000 en 710 000 gld. De grootste invoer had betrekking op toilet-, medicinale zeep e.d. met 1133 t ter waarde van 827 000 gld.; de grootste uitvoer op harde z. met 1954 t voor 390 000 gld.
België heeft vele fabrieken, die vnl. te Antwerpen, Brussel en Verviers zijn gevestigd en alle soorten z., zoowel voor huishoudelijk als industrieel gebruik, vervaardigen. De productie is grootendeels voor binnenlandsch gebruik bestemd. De uitvoer, waarvan een derde uit toiletzeep en de rest uit niet geparfumeerde z. bestaat, bereikte in 1937 1810 t ter waarde van ca. 6,9 millioen frs.
Lit.: J. Lewkowitsch, Chemical technology of oils, fats and waxes (1921); G. Martin, Soap and detergent industry (1923); v. Oss, Warenkennis en Technologie (21937); Ubbelohde, Handbuch der Öle und Fette (21930); F. Ullmann, Enzykl. der technischen Chemie (IX 1931).
Snel.
Medicinale zeep. Vnl. door de publicaties van Unna in 1882 is de aandacht gevestigd op den invloed van z. op huidaandoeningen. Sinds lang was bekend, dat bepaalde zeepsoorten, zooals die, welke vrij alkali bevatten, prikkelend werken, terwijl andere, bijv. die uit hout- of wonderolie bereid, uitslag kunnen teweeg brengen. Er werd daarom naar gestreefd zeepsoorten te maken, die weinig of geen vrij alkali bevatten uit oliën en vetten, waarvan geen schadelijke, integendeel een genezende werking te verwachten was, zoo noodig onder toevoeging van bepaalde geneesmiddelen. Bij de bereiding van de vsch. medicinale z. gaat men uit van zeep, waarvan het vetzuur volkomen gebonden is, zoodat de alcoholische oplossing neutraal reageert. De Ned.
Pharm. (51926) beschrijft twee van dgl. zeepen, nl. kalizeep, een geelachtig-witte weeke z., bereid uit kaliloog en sesamolie, en medicinale z., poeder, bereid uit natronloog en olijfolie. In waterige oplossing reageeren deze z. echter, door hydrolytische splitsing, alkalisch. Door toevoeging van een berekende hoeveelheid vetzuur verkrijgt men z., die, ook in water opgelost, neutraal reageeren. De Codex Medicamentorum Nederl. vermeldt de neutrale vloeibare z. (sapoderma), een oplossing van stearinezuur in vloeibare z., en neutrale oogzeep, die bereid wordt door aan een mengsel van cocoszeep en glycerine vetzuur uit cocosolie toe te voegen. De werking van het bij oplossing vrijkomende alkali kan men ook tegengaan door aan de z. vrij vet toe te voegen. Overvette z., geelachtig-witte stukken, bestaande uit een mengsel van kalizeep, medicinale z. en wolvet, wordt als zoodanig gebruikt bijv. als kinderzeep of gemengd met geneesmiddelen, bijv. houtteer (teerzeep), gepraecipiteerde zwavel, zink-oxyde, kamfer, kwik, perubalsem, ichtyol of met stoffen, waarvan men verwacht, dat ze het desinfecteerend vermogen van de z. zullen verhoogen, bijv. salicylzuur, sublimaat, creoline, formaline. Om z. te verkrijgen, die een schuim geven, dat niet op de huid smelt, gaat men uit van vaste vetten: de Codex beschrijft kinderzeep (uit rundertalk en olijfolie), medicinale z. voor ➝ zetkaarsjes (reuzel en olijfolie) en dierlijke z. (uit gezuiverde, vaste, dierlijke vetten).
Z., gemaakt uit cacaoboter, smaken weinig „zeepachtig”; deze worden bij de bereiding van tandpasta’s gebruikt. Eenige zeepoplossingen vinden toepassing als smeersel, bijv. ammoniaksmeersel, opodeldoch. Zeepspiritus is een lichtgele vloeistof, die bereid wordt door olijfolie met kaliloog en spiritus te verzeepen en hieraan lavendelolie en water toe te voegen. Zeepspiritus dient voor desinfecteeren van instrumenten en operatieterrein en als waschmiddel.
Hillen.