1° Adriaan, Antwerpsch rederijker, verwant met 3° en 4°. * 1570, ♱ tusschen 1634 en 1638. Factor van de Goudbloem.
Schreef zinnebeeldige grappen naar oud rederijkersmodel. Taal en stijl zijn verouderd.Werken: acht esbatementen (1599-1600, in hs. bewaard op de Kon. Bibl. te Brussel).
2° August, pauselijk zouaaf; broeder van 5°. * 30 April 1847 te Ravenstein, ♱ 11 Febr. 1919 te Dordrecht. Luitenant der pauselijke zouaven in 1870. Maakte als luitenant-instructeur van de Volontaires de l’Ouest den Fransch-Duitscken oorlog mede. Volgde in 1873 zijn broeder op als commandant van het bataljon der Carlistische zouaven en keerde na de ontbinding van het bataljon 20 Oct. 1874 naar Nederland terug. Oprichter van den Algemeenen Nederlandschen Zouavenbond.
3° Balthasar, broer van 4° en verwant met 1°. * 3 Jan. 1657 te Antwerpen, ♱ 1698 aldaar. Boekbinder en lid van de Olijftak.
Werken: De manmoedige Olimpia (1680); Den verliefden Periander (1682); Geluck en ongeluck (1682).
4° Cornelis, broer van 3° en verwant met 1°. * 17 Maart 1659 te Antwerpen. Boekbinder en lid van de Olijftak.
Werken: Den grooten en onverwinnelijcken Don Quichot (1682); Bon Jan en Sanderijn (tweede deel van „Periander” door Balthasar). Lit.: J. F. Willems, Belg. Museum (I).
5° Ignace, pauselijk zouaaf (14 Oct. 1865); broeder van 2°. * 11 Jan. 1849 te Ravenstein, ♱ 18 Juli 1873 bij Igualada (Spanje). Nam in 1869 deel aan den eersten opstand van Don Carlos, den Spaanschen kroonpretendent. Geïnterneerd in Frankrijk. Vocht als Fransch kapitein mede in den Fransch-Duitschen oorlog. In 1872 wederom naar Spanje, waar hij het Bataljon der Carlistische zouaven met Don Alfonzo, den broer van Don Carlos, oprichtte en zich beroemd maakte door zijn onverschrokkenheid. Sneuvelde als kolonel-commandant der Carlistische zouaven bij de bestorming van Igualada.