Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wijckersloot(h)

betekenis & definitie

1° Cornelis Lodewijk, baron van, bisschop. * 25 Mei 1786 te Haarlem, ♱ 10 Nov. 1851 te Oegstgeest. Priester gewijd te Paderborn 1811.

Tot 1833 was W. werkzaam te Warmond, eerst als assistent, daarna als hoogleeraar. Hij behoorde tot de stichters van het klein-seminarie Hageveld; het groot-seminarie Warmond steunde hij op velerlei wijze; van het St.Willebrordus-college te Katwijk heeft W. de grondslagen gelegd.

De belangen van de missie in Oost en West waren bij hem in veilige handen. In 1833 werd W. te Munster tot bisschop gewijd.

Zijn officieele titel luidde bisschop van Curium. W. was bij de uitoefening van zijn jurisdictie afhankelijk van den vice-superior; hij bezat geen potestas jurisdictionis, slechts potestas ordinis.

In de Hollandsche Missie was W. de eenige bisschop. Hij vestigde zich te Oegstgeest, waar hij tot aan zijn dood is blijven wonen.

W. ligt begraven te Schalkwijk.Lit.: V. d. Loos, Geschied, v. h. Sem. Warmond tot 1853 (in: Bijdr. Gesch. Bisd. Haarlem, XXXXVIII 1932).

2° Gerardus, Nederlandsch priester. * Omstreeks 1670 te Utrecht, ♱ 7 September 1727 te Amsterdam. Doctor in de theol. van Leuven, 16951727 pastoor-oprichter van „De Pool” te Amsterdam, sinds 1708 aartspriester van onderscheiden districten (Amstelland, Kennemerland, Friesland), kanunnik van Haarlem, aanvankelijk met het schisma meegegaan, keerde hij schoorvoetend terug, hield echter intieme betrekkingen aan met de Oud-bisschoppelijke Cleresie (➝ Oud-Katholieken) en werd door de overheid weinig vertrouwd, maar door zijn parochianen zeer geacht.

Lit.: J. de Jong, in: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (V).

< >