Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Weelde (luxe)

betekenis & definitie

is behoeftenbevrediging, die, naar gelang men het woord in zijn verschillende beteekenissen neemt, te boven gaat óf de maat van het strikt noodzakelijke, óf de maat van wat nuttig en redelijk is (overdaad), óf de gemiddelde maat van de sociale omgeving, waarin men leeft. Men treft in de litteratuur over de w. veel misverstanden aan, voortkomend uit verwaarloozing van het onderscheid tusschen deze verschillende beteekenissen.

1° W., genomen in de eerste beteekenis, alhoewel niet noodzakelijk voor sterke persoonlijkheden (zooals blijkt uit het leven van vele heiligen), is volstrekt niet te veroordeelen. Zij bevordert de ontwikkeling van cultuur, verantwoordelijkheidsgevoel, familietraditie, maatschappelijk gezag en andere waarden, voor ’s menschen zedelijk leven van groot belang. Opvattingen als die van het Cynisme, van Seneca, Plinius, Rousseau, de Laveleye en Rathenau, welke deze w. veroordeelen, zijn daarom af te wijzen.
2° W., in de tweede beteekenis, is steeds zondig. Voor de argumenten vergelijk het art. → Verkwisting.

Waar de feitelijke grens ligt tusschen 1° en 2° hangt grootendeels af van sociale omgeving en persoonlijke cultuur. Deze is zeker overschreden, indien de w. wel de genotzucht maar niet de geestelijke ontwikkeling bevordert; beslag legt op goederen, die voor een gezond beheer bespaard of aan noodzakelijke behoeften besteed moesten worden; anderen onrechtmatig benadeelt; sociale evenwichtsverstoringen en groote afgunst ten gevolge heeft. Practisch neigt onze natuur eerder naar te veel dan naar te weinig, en daarom eischt de voorzichtigheid de tegenovergestelde neiging aan te kweeken. De huidige maatschappelijke toestand met zijn onbillijke welvaartsverdeeling (zie de desbetreffende encyclieken) eischt bovendien van de gegoeden grootere beperking dan in normale omstandigheden.

3° Over het derde type van w. loopen de opvattingen van sociologen en ethici sterk uiteen. Voorstanders wijzen op den verfijnenden en stimuleerenden invloed, die ervan uitgaat, en op het feit, dat, wat tevoren w. was (boeken, linnen ondergoed, suiker, thee, tabak, horloges), later werd tot normale levensbehoefte; zoodat het juist deze w. is, die geleidelijk het cultuurniveau omhoog voert. Tegenstanders wijzen op de sociale spanningen, de energieverslapping en het zedenverval, die er veelal het gevolg van zijn. Houdt men zich aan de normen, onder 2° vastgesteld, dan vervallen de argumenten der tegenstanders, en moet men zich dus, voor wat een gematigde weeldeontplooiing betreft, scharen aan de zijde der voorstanders. Daarom zijn stelsels, die (zooals heden het communisme) sociaal-economische nivelleering nastreven, met miskenning van individueele verschillen in recht en behoefte, te verwerpen. Zelfs het feit. dat sommige vormen van w. economisch onproductief zijn is niet voldoende om deze zonder meer te veroordeelen; zij kunnen immers hoogere ethische en cultureele waarden bevorderen. Wettelijke maatregelen, op de vermindering van w. gericht, moeten daar rekening mede houden.

Lit.: Baudrillart, Hist. du luxe privé et public (1878’80); Bordewijk, Economie en Behoefte (1918); Keiler, Luxus (in: Staatslexikon, III 1929); de Lavaleye, Le Luxe (1887); Roscher, Ueber den Luxus (1861); Sombart, Luxus und Kapitalismus (1922); Sommerlad, Luxus (in: Handwörterbuch der Staatswissenschaften, VI 1925; zeer gewenschte critiek op dit artikel bij Keiler, boven genoemd).

Creyghton.

< >