Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vatbaarheid

betekenis & definitie

(biol.) min of meer sterk uitgesproken gevoeligheid van plant- en diersoorten (resp. rassen) voor bepaalde ziekten. In de laatste jaren is de proefondervindelijke erfelijkheidsleer erin geslaagd o.a. bij cultuurplanten een aantal rassen te kweeken, die voor bepaalde ziekten onvatbaar zijn. Men kent thans inderdaad fusariumvrije katoenrassen, wratziekvrije aardappelrassen, enz. Sinds men weet, dat ook bij tarwe rassen bestaan, die onvatbaar zijn voor stuifbrand (Ustilago tritici), en dat deze immuniteit berust op een erfelijk, physiologisch werkzame eigenschap van dominanten aard, worden zoowat in alle selectie-stations kruisingen met deze immune rassen doorgevoerd.

Dumon.