Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uilen

betekenis & definitie

1° Striges, een orde der vogels. De u. zijn gekenmerkt door een zacht, grauw gevederte, een katachtigen kop met een sluier om de oogen, bevederde pooten met keerteen. U. zijn nachtroofvogels, die in alle deelen der wereld voorkomen. In onze streken zijn vijf soorten inheemsch: ransuil en velduil (beide wel tot de ooruilenfamilie gerekend), boschuil, kerkuil en steenuil (welke in de sluieruilenfamilie ondergebracht worden).

Zie op deze trefwoorden.In de Oudheid gold de uil reeds als voorspeller van den dood; zijn vreemd uiterlijk, geruischloos vliegen en akelig geschreeuw gaven daartoe aanleiding. Bij de Grieken was de uil de vogel van Pallas Athene, en zoo werd hij het symbool der wijsheid. De Acropolis van Athene herbergde in zijn rotsspleten talrijke uilen, waardoor „uilen naar Athene dragen” de beteekenis kreeg van „overbodig werk doen”. Uilengehuil wordt in het volksgeloof voor onheilspellend gehouden; in Gelderland zegt men: „Krast er een uil, breekt er een glas, dan sterft de meesteresse ras”.

2° Noctuidae, een fam. van nachtvlinders met groote sprieten en oogen en lange zuigtong. De romp is forsch, de vleugels zijn klein maar stevig en worden snel bewogen; u. zijn goede vliegers. De voorvleugels zijn door dwarslijnen en vlekken geteekend.
U. vindt men het geheele jaar door; sommige vliegen ook overdag. Vele soorten in Ned., waarvan de bekendste zijn: ➝ gamma-uil, ➝ weeskind en huismoeder (Agrotis pronuba). Van deze laatste zijn de voorvleugels leemgeel tot zwartbruin, de achtervleugels geel met zwarten rand; zij vliegt van half Juli tot September.