Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Triasformatie

betekenis & definitie

Geol. formatie uit het Mesozoicum (➝ Stratigraphie). Het Trias dankt zijn naam aan het feit, dat het in Duitschland, waar het het eerst bestudeerd is, duidelijk in drie afdeelingen te onderscheiden is, nl. ➝ Bontzandsteen, Schelpenkalk (Muschelkalk) en Kuiper (Keuper). In Duitschland heeft het Trias een groote uitbreiding, doch het is ook uit verschillende gebieden van Amerika en Zuid-Afrika bekend, welke lagen volkomen te vergelijken zijn met het Duitsche of zgn. „Germaansche” Trias. In het algemeen komt buiten juist genoemde gebieden een van het Germaansche Trias afwijkende ontwikkeling voor, die het eerst uit de Alpen bekend is geworden en vandaar „alpien” Trias heet.

Het verschil tusschen beide formaties berust zoowel op petrographische als op palaeontologische gronden.Het Duitsche of Germaansche Trias bestaat, wat Bont-zandsteen en Keuper betreft, hoofdzakelijk uit terrestrische afzettingen en wel: fluviatiele, limnische en aeolische. De Schelpenkalk is een binnenzee-afzetting. Het alpiene Trias is een mariene facies.

Wat de verdeeling van land en zee betreft: in het Trias bestond de palaeozoïsche pacifische zee, evenals de ➝ Tethys voort. Twee groote continentale gebieden kon men ten N. van de Tethys onderscheiden, het zgn. Noord-Atlantische en het Siberisch-Chineesche continent. Ten Z. van de Tethys strekte zich één groot Zuidcontinent uit, het zgn. Gondwanaland.

In vergelijking met de sterke gebergtevorming aan het eind van het Palaeozoicum, steekt de T. als een tijd van rust af. Ook zijn er weinig vulcanische uitbarstingen in deze periode geweest.

Hier volgt een stratigraphisch overzicht over de voornaamste étages van Germaansch en alpien Trias.

Alpien Trias Rhätien Rhät Keuper Germaansch Trias BovenAlpien T. Norien Zanclodonmergel Karnien Stubensandstein Bunte Mergel Schilfsandstein Gipskeuper Lettenkool MiddenAlpien T. Ladinien BovenMuschelkalk Muschelkalk Anisien MiddenMuschelkalk OnderMuschelkalk OnderAlpien T. Scythien Bontzandsteen De groote veranderingen in de Mesozoïsche flora beginnen niet met het Trias, doch reeds in het Zechstein. De voornaamste Triassische planten zijn Voltzia heterophylla, Pterophyllum jaeger. Wat de fauna betreft, is opvallend de rijke ontwikkeling der Mollusca, waaronder vooral de ammonieten een sterke opkomst vertoonen.

Het genus Ceratites is kenmerkend voor de Triasafzettingen. Onder de Vertebraten treden visschen, amphibieën en reptielen in groote verscheidenheid op.

Van Triasafzettingen zijn de volgende afdeelingen in Nederland bekend: in Oost-Ned. komt Bontzandsteen aan de oppervlakte voor (Winterswijk), en verder in vele boringen. In Zuid-Nederland is het ook op verschillende plaatsen in boringen aangetoond. Ook de Schelpenkalk komt ten O. van Winterswijk aan de oppervlakte. In diepteboringen komt de Schelpenkalk uitsluitend ten N. van den Rijn voor. Keuperafzettingen komen nergens aan de oppervlakte voor, ook in boringen zijn ze nooit aangetroffen. Dit wil echter niet zeggen, dat deze serie in Ned. niet werd afgezet; er zijn aanwijzingen, dat ook Keuper-afzettingen in den Ned. bodem aanwezig zullen zijn.

Lit.: E. Kayser, Lehrb. der geol. Formationskunde (I 6-71923); M. Gignoux, Géologie stratigraphique (21936); E. Haug, Traité de géologie (II 1912); Eindverslag van den Dienst van Rijksopsporing van Delfstoffen in Nederland in de jaren 1903-1916 (1918).

In België komen van de triassische afzettingen in het Z. Oosten Bontzandsteen en Keuper aan den dag; in de Kempen kent men Keuperafzettingen uit de boring Neeroeteren. In petrographische kenmerken komen deze afzettingen geheel overeen met het Germaansche Trias.

v. d. Geyn.

< >