Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Thermometer

betekenis & definitie

Instrument voor het meten van temperaturen. In principe kan men hiervoor gebruik maken van ieder verschijnsel, dat voldoende reproduceerbaar en afhankelijk van de temperatuur is. Men onderscheidt zoodoende dc volgende verschijnselen en thermometers.

a) Verandering van volume

De gastherm., gevuld met helium dient als standaardthermometer (→ Temperatuurschaal).

De vloeist- of thermometers zijn meestal gevuld met alcohol of kwik.

De laatste is bruikbaar tot 356° C, staat het kwik onder 50 at stikstofdruk, dan tot 600°, gebracht in kwarts in plaats van glas tot 750° C.

b) Verandering van lengte

Metaalthermometers. Bimetaalthermometers bestaan uit twee op elkaar gesoldeerde reepen metaal met verschillende uitzettingen. Bij verwarming trekt de t. min of meer krom, dit is dus maat voor de temperatuur. Deze t. dient ook als thermoregulateur.

c) Verandering van kleur

Optische pyrometers berusten op het feit, dat de kleur van gloeiende lichamen afhankelijk is van de temperatuur (→ Verschuivingswet van Wien).

d) Verandering van weerstand

De electrische weerstand van metalen is afhankelijk van de temperatuur, voor lage temp. gebruikt men den platinathermometer, voor zeer lage den phosphorbronsthermometer.

e) Smeltpunten

Hebben vaste waarde en dienen daarom als secundaire standaardpunten. Men bepaalt daartoe met den gasthermometer zoo nauwkeurig mogelijk de smelttemperatuur van enkele bijzonder daarvoor geschikte stoffen. Deze temperaturen worden dan als juist aangenomen, waardoor ieder laboratorium in staat is, zonder gasthermometer doch met behulp van deze smeltpunten, zijn thermometer te ijken. Men noemt ze secundair, omdat ze afhankelijk zijn van de nauwkeurigheid van den gasthermometer en dus in den loop van den tijd aan kleine veranderingen onderhevig kunnen zijn. Ook kookpunten kunnen als secundaire standaardpunten dienst doen.

f) Chemische veranderingen, bijv. pyrometer van Wedgwood.
g) Zie → Thermokracht.
h) Dampspanningen.

Voor de allerlaagste temperaturen van vloeibaar helium extrapoleert men de dampspanningskromme, waaruit men dan de temperatuur bepaalt.

i) Susceptibiliteit

Voor de allerlaagste tot heden bereikte temperaturen (→ Liquefactie) falen alle genoemde t. Men maakt dan gebruik van de geëxtrapoleerde susceptibiliteitskromme.

Soms bevat een t. een inrichting, waardoor de hoogste, gedurende een periode bereikte temperatuur wordt aangegeven, de zgn. maximumthermometer (bijv. de koortsthermometer); ofwel de t. geeft alleen of tevens de minimumtemperatuur (maximum- en minimumthermometer van Six-Bellani).

Geschiedenis. De Grieken schatten de warmte uit met water gevulde buizen. De eerste eigenlijke t. is van Galilei (1592) en zijn leerling Santorio (1597) en berustte op de uitzetting van een gas. De eigenlijke gasthermometer is van Amontons (1702). De vloeistofthermometer is van ca. 1650, de weerstandsthermometer is een vinding van Siemens (1871). J. v. Santen.