Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stoomwet

betekenis & definitie

(in Nederland). Deze wet (15 April 1896, Stbl. nr. 69, gewijzigd bij wet van 22 Juni 1914, Stbl. 263, en bij wet van 2 Juli 1928, Stbl. 219) geeft regeling van het toezicht op het gebruik van stoomtoestellen en bedoelt daarmee de gevaren te voorkomen, die wegens den grooten druk en de hooge temp. van den stoom kunnen ontstaan. Deze wet onderscheidt stoomtoestellen, waarvoor wel en waarvoor niet een akte van vergunning wordt vereischt. Met het voortdurend toezicht van rijkswege zijn belast de ambtenaren voor het Stoomwezen, die periodieke en onverwachte inspecties houden (➝ stoomketel, sub ketelinspectie).

Op deze wet berust het Stoombesluit 1931, waarin vooral de eischen worden opgesomd, waaraan moet worden voldaan om een akte van vergunning te verkrijgen.

Lit.: Stoomwet, bewerkt d. J. P. P. Morré. Veraart.

In België is het bezit en gebruik van stoomketels of stoommachines geregeld door de Kon. Besl. van 28 Mei 1884; 28 Maart 1919; 20 Aug. 1921; 18 Sept. 1923; 10 Maart 1924 en 1 Maart 1926. Het opstellen van vaststaande stoommachines is onderworpen aan de machtiging van het college van burgemeester en schepenen, na een voorafgaand onderzoek. Het gebruik van beweegbare stoommachines wordt afhankelijk gesteld van de machtiging van den gouverneur der provincie. Het Kon. Besl. van 28 Maart 1919 schrijft het gebruik voor van zekere veiligheidstoestellen, reglementeert de te gebruiken materialen en organiseert bepaalde weerstandsproeven.

Het toezicht van de stoomketels en stoommachines is opgedragen aan een specialen inspectiedienst. Daarenboven zijn de eigenaars van stoomketels verplicht minstens eens per jaar de ketels door deskundigen te doen onderzoeken.

Lit.: Velge, Eléments de Droit industriel Belge (I, nr. 443). Rondou.