of smaltien (geol.), kobalt-erts, regulair kristalliseerend, samenstelling CoAs2, in schalige of korrelige aggregaten van grauwen metaalglans. O.a. in Bohemen en Canada in groote massa’s.
Spijsvertering en spijsverteringsstelsel. S. of digestie is het proces, waardoor de opgenomen voedingsstoffen zoodanig worden veranderd, dat zij in het bloed kunnen worden opgenomen; spijsverteringsstelsel is de organen, waarbinnen dit proces plaats heeft. Dit stelsel wordt gevormd door een kanaal, darmkanaal of spijsverteringskanaal (intestinum) en de hierin uitmondende klieren. De wand van het kanaal, darmwand, bestaat uit een aan de darmholte grenzende epitheellaag, uit een laag bindweefsel, kring- en lengtespieren, en uit een het darmoppervlak bekleedend peritoneaal-epitheel. In den darm kunnen drie hoofdafdeelingen onderscheiden worden, nl. de voordarm (stomodaeum), de middendarm of dunne darm (mesodaeum) en de einddarm (nadarm) of dikke darm (proctodaeum) (zie de plaat Mensch t/o kolom 480 in deel XVII). De hoofdfunctie van den voordarm is het voedsel op te nemen en de vertering in te leiden, van den middendarm de vertering te voltooien en de verteringsproducten te resorbeeren, d.w.z. ze naar het bloed over te voeren, van den nadarm de afvalstoffen op te nemen en ze buiten het lichaam te voeren.
Bij den mensch en de hoogere dieren kunnen deze afdeelingen nog als volgt worden onderverdeeld. De voordarm omvat de mondholte (cavum oris), den slokdarm (oesophagus) en de maag (stomachus, gaster). Bij den mensch en de zoogdieren wordt in de mondholte het voedsel gekauwd en met speeksel gemengd, door den slokdarm wordt het vervoerd naar de maag, welke kan worden beschouwd als een opslagplaats van de opgenomen voedingsstoffen, vanwaar deze langzaam worden overgegeven aan den middendarm, terwijl zij bij vele dieren (vooral planteneters) tevens nog kauwfunctie heeft. Tegen den middendarm wordt de maag afgesloten door den maaguitgang of maagportier. De middendarm omvat den twaalfvingerigen darm (intestinum duodenum), den honger- of nuchterdarm (int. jejunum) en den kronkeldarm (int. ileum). In den twaalfvingerigen darm monden de twee grootste klieren, → alvleeschklier en lever uit, in de twee volgende afdeelingen wordt de vertering door de afgescheiden darmsappen voltooid en de gesplitste stoffen in het bloed opgenomen, vooral in den hongerdarm, waarvan het resorptievlak door dwarslijsten en darmvlokken sterk is vergroot.
De middendarm wordt door de → Bauhinische klep afgegrensd tegen den einddarm. Tot dezen laatste belmoren de blinde darm (int. coecum) met het wormvormig aanhangsel (appendix). de karteldarm (int. colon) en de endeldarm (int. rectum). De blinde darm is bij den mensch en vleeschetende zoogdieren en vogels kort, bij planteneters daarentegen lang en heeft hier vooral beteekenis bij de navertering van stoffen, welke aan het verteringsproces zijn ontsnapt. Dezelfde functie komt aan den karteldarm toe, waar bovendien uit de reststoffen het water wordt onttrokken en nog aanwezige splitsingsproducten worden geresorbeerd. De endeldarm voert de afvalstoffen door de anaal-opening naar buiten. Bij de lagere gewervelde dieren en bij de ongewervelde dieren zijn bovengenoemde afdeelingen minder scherp tegen elkander af gegrensd.
De voornaamste klieren, welke bij de spijsvertering een rol spelen, zijn in de mondholte de → mondspeekselklieren, in de → maag de klieren in den wand, in den middendarm de → alvleeschklier, de → lever en klieren van den darmwand.
Het verteringsproces bij den mensch (en hiermede komt dat van de zoogdieren vrijwel en van de overige gewervelde dieren in hoofdzaak overeen) verloopt aldus. Het opgenomen voedsel wordt in de mondholte gekauwd en met speeksel gemengd, dat naar den aard van het voedsel onder invloed van zenuwreflexen een andere samenstelling heeft, nl. bij droog voedsel slijmerig om het beter glijdbaar te maken, bij prikkelende stoffen zeer waterrijk om de prikkeling te verzwakken, bij zure stoffen eiwitrijk om het zuur te neutraliseeren. Zetmeel wordt hier onder invloed van het tevens afgescheiden enzym amylase tot moutsuiker gesplitst. Bij de slikbeweging wordt het voedsel aan den slokdarm overgegeven en door dezen naar de maag getransporteerd. Hier begint onder invloed van het enzym pepsine, geactiveerd door zoutzuur, de afbraak van eiwitten tot albumosen en peptonen, onder invloed van lipase de splitsing van vetten in glycerine en vetzuur. In vloeibaren toestand wordt nu bij kleine hoeveelheden het voedsel door den maagportier doorgelaten naar den middendarm, waar het in aanraking komt met de sappen van alvleeschklier en lever.
Het alvleeschsap bevat de enzymen amylase om nog ongesplitst zetmeel te splitsen in moutsuiker, trypsine, dat in den darm geactiveerd wordt door enterokinase, om de afbraakproducten van eiwitten „albumosen en Stonen” verder af te/breken, lipase om vetten te tsen in vetzuur en glycerine. De lever levert de galstoffen om de vetten te emulsioneeren en ze tot eenvoudige vetzuurmoleculen te verkleinen, zoodat zij evenals glycerine door den darmwand naar het bloed kunnen passeeren. De overige voedingsstoffen worden nu aan de werking van de kliersappen uit den darmwand onderworpen, waardoor de nog niet volledig gesplitste eiwitten door het enzym erepsine tot aminozuren worden afgebroken, de dubbele suikers moutsuiker, melksuiker en rietsuiker resp. door de enzymen maltase, lactase en saccharase in enkelvoudige suikers worden omgezet en in deze hoedanigheid evenals de aminozuren door den darmwand overgaan naar het bloed. De reststoffen gaan nu verder naar den einddarm, waar de aan de vertering ontsnapte producten worden naverteerd ofwel voor onze verteringssappen niet toegankelijke stoffen door de daar aanwezige eencellige organismen worden aangegrepen en afgebroken, waarvan de afbraakproducten ten deele door den wand van den einddarm in het bloed kunnen worden opgenomen. De nu nog overgebleven stoffen worden, nadat hieraan het overtollige water is onttrokken, door de anaalopening naar buiten gebracht. De beweging van de voedingsstoffen door het darmkanaal wordt bevorderd door de → peristaltische bewegingen van den darmwand.
L. Willems.