De Egyptenaren bewaarden groenvoeder en ander voer in steenen gebouwtjes, door de Romeinen silo’s genoemd. Later is deze naam vnl. toegepast op reservoirs van steen of hout, gebouwd voor het bewaren van graan (→ graansilo), meel, peulvruchten, cokes, kolen, cement, enz.
Was het bewaren van groenvoeder in kuilen in den grond in Italië reeds eeuwenlang bekend, op aanraden van Goffart in Frankrijk en Fry in Engeland werden daarvoor sedert 1880 meer en meer gemetselde of betonnen s. gebruikt, oorspr. van rechthoekig, later meer van rond model. Deze bevinden zich of geheel of gedeeltelijk in den grond. De Amer. s. of kuiltorens, cylindrisch van vorm, met een hoogte van 10 m en meer en een middellijn van 5-10 m, staan daarentegen bijna geheel op den grond. Zij worden vnl. gevuld met gehakselde maïs, die, boven in de s. geblazen, naar beneden valt en door haar eigen gewicht de noodige persing van de massa veroorzaakt. De rechthoekige s., o.a. gebruikt voor het inkuilen van gestoomde aardappelen, worden dikwijls in batterijen gebouwd met gemeenschappelijke tusschenwanden. De Carpene- of Trevigiano-silo alsook de Aurichsilo worden door middel van een goed sluitend deksel luchtdicht gemaakt. Zie → Ensileeren.
Dewez.