Hong. musicus. * 2 Juni 1856 te Totis (Hong.), ♱ 17 Maart 1919 te Konstantinopel. Uitvinder van het zgn.
Janko-klavier. J. construeerde nl. in 1882 een nieuw toetsenbord aan de klavieren: hij nam twee reeksen van heele tonen, beginnende bij c en cis, en plaatste die zoodanig boven elkaar, dat de ruimten tusschen de toetsen verdwenen.
Drie van dergelijke complexen werden terrasvormig boven elkaar gelegd, waardoor de handen van beneden naar boven en van boven naar beneden konden spelen.De voordeelen, die het Janko-klavier bezit, bestaan dus in een natuurlijke handhouding, omdat de duim op een lager toetsenbord kan spelen, terwijl de andere vingers hoogere toetsen kunnen grijpen. Door de indeeling van de toetsen kan de hand grootere grepen omspannen. Elke toonladder kan men op dezelfde wijze met dezelfde vingerzetting spelen.
J. heeft krachtig geijverd om zijn constructie, welke in eiken vleugel of piano kon worden aangebracht, bekend te maken. Hij bespeelde het instrument op concerten, Hans Schmitt schreef er études voor en het Cons. Scharwenka te Berlijn opende in 1906 een speciale klasse tot studie van dit instrument.
Voorn. werk.: Eine neue Klaviatur (1886).