1° Plant, zie → Cypergras.
2° Het uit de papyrusplant vervaardigde schrijfmateriaal.
a) Vervaardiging. Men brak het riet van den p. en haalde het merg er uit, dat men in smalle reepjes sneed; hiervan werd een reeks verticaal vlak naast elkaar gelegd en een tweede reeks horizontaal er over. Het geheel werd geperst en gedroogd. De aldus verkregen bladen werden aaneengeplakt tot soms zeer lange rollen. De kant met de horizontale reepjes (recto) leende zich het best tot schrijven en werd daarom meest het eerste gebruikt. Deze gewoonte is vaak een hulpmiddel om p. te dateeren. De verticale achterkant heet verso. Als schrijfmateriaal werd de p. reeds in het Oude Rijk van Egypte gebruikt, terwijl de laatste afkomstig is uit de 1e eeuw n. Chr. De p. zijn bijna uitsluitend van de Egypt. papyrusplant gemaakt.
b) Ons bekende teksten. Niet in Egypte beschreven p. waren in de M.E. en later spaarzaam bekend. In 1752 vond men ong. 800 bijna verkoolde p. in Herculaneum, die ten deele ontcijferd zijn. In Egypte gevonden p. zijn bekend geworden sinds 1778, vooral tijdens en na de expeditie van Napoleon; thans bevinden deze zich meest in musea (te Cairo, Londen, Oxford, Berlijn, Parijs, Rome, Leiden, New York enz.). Ze zijn op de meest verschillende wijzen bewaard gebleven: in hoopen afval en in ruïnes, door het woestijnzand bedolven, opgeborgen in kistjes en kruiken, op en in mummies, vaak tusschen de linnen windsels, en op elkaar geplakt tot een soort karton, waar men sarcophagen van maakte en boekbanden. De talen der p. zijn behalve Egyptisch en Koptisch: Meroïtisch, Grieksch, Latijn, Arameesch (→ Elephantine), Hebreeuwsch, Perzisch, Syrisch en Arabisch. Zeer verscheiden is ook de inhoud der p.: er zijn litteraire, religieuze, magische en wetenschappelijke teksten, naast oorkonden en wetten, brieven en alledaagsche aanteekeningen bewaard gebleven.
Vondsten. Waren het aanvankelijk amateurs, die door fellachen (→ Fellah) in Egypte gevonden p. kochten, sinds ong. 1880 zijn er systematische wetenschappelijke opgravingen gedaan. Uit de eerste periode stammen o.a. de vlg. Egypt. p.: de 40 m lange p.Harris, over daden van Ramses III, de p.-Abbott, -Amherst en -Leopold II, handelend over de plundering van koningsgraven onder Ramses IX, de medische p.-Ebers, de chirurgische p.-Edwin Smith, de p.Westcar, een sprookjesverzameling uit ong. 1700 v. Chr., en vele doodenboek-papyri. Gr. litteraire teksten werden op deze wijze verkregen o.a. door Bankes (lang fragment van de Ilias), door Harris (Iliasfragmenten en redevoeringen van Hyperides). In 1877 groote vondsten van p. met verschillenden inhoud bij Crocodilopolis; in 1889 kocht het British Museum de Athênaioon Politeia van Aristoteles en mimiamben van Herondas, in 1896 groote fragmenten uit Bacchylides; in 1893-’94 verwierven Petrie en Grenfell de zgn. Revenue Laws en nog in 1915 werd door fellachen het uitgebreide Zenon-archief gevonden. De periode der wetensch. opgravingen werd ingezet door Flinders → Petrie in 1881. Na 1897 groeven Grenfell en Hunt met groot succes voor het Egypt Exploration Fund (later E. E. Society): ze vonden eerst in Oxyrhynchus o.a. de Hellenica Oxyrhynchia en de Ichneutai, een satyrspel van Sophocles, later in Tebtynis velep. in krokodillenmummies. In 1902 vond Borchardt een groot fragment van Timotheus’ Perzen, Lefebvre in 1905 uitgebreide stukken uit Menander.
Lit.: → Papyrologie. Bent.