Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Narthex

betekenis & definitie

(Gr., = priemkruid, waarvan men roeden sneed; ook: medicijnkistje), naam sinds 5e-6e eeuw gebruikt (om onzekere redenen) voor een voorhal (ook pronaos en porticus geheeten) aan den ingang der basilieken, meestal uitwendig en dan soms gevormd door de achterste zuilengang van het atrium. Soms ook inwendig.

Oorspr. was de n. de plaats van zekere catechumenen (audientes: luisterenden) en boetelingen, later werd er ook begraven. De binnen-narthex dient heden in het Oosten voor een deel van den dagelijkschen koordienst, in het Westen eertijds wel voor het doodenofficie.Lit.: Kraus, Real-Encyclop. d. christl. Alterth. (s. v. Basilika); Martigny, Dict. d. Antiquités chrétiennes (s. v. Narthex); Dict. d’Archéol. et Lit. (s.v. Basilique, Narthex).

Louwerse.

< >