Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Muller

betekenis & definitie

1° Frederik, Ned. Klassiek philoloog. * 26 Febr. 1883 te Haarlem. 1919-’21 prof. te Amsterdam, sinds 1921 te Leiden in Lat. taal- en letterkunde en Rom. oudheden.

Werken: Lat. Syntaxis (1917); Lat. woordverklaringen op semantisch-taalhist. grondslag (1918); Grieksch Wbk. (1919); Lat. Wbk. v. J. v. Wageningen (41929); Gr. Kunstgesch. (1922); Altitalisches Wörterbuch (1926); Beknopt Lat.

Wbk. (met E. Renkema, 1928); Beknopt Gr. Wbk. (met J. Thiel, 1933).

2° Hendrik Pieter, Ned. publicist. * 2 April 1859 te Rotterdam. Studeerde grootendeels in het buitenland. Was eerst werkzaam in den handel, bereisde Oost- en Zuid-Afrika (1881-’82), stichtte en leidde de Oost-Afrikaansche compagnie, verbleef in Liberia. Van 1885 tot 1900 was hij achtereenvolgens consul, consul-generaal en gezant in buitengewone zending van den Oranje-Vrijstaat. Daarna reisde hij door Azië en Amerika. In 1914 werd hij regeerings-commissaris voor de vluchtelingen in Ned. Van 1919 tot 1931 in diplomatieken dienst (1919-’23 gezant te Boekarest, 1923-’31 hetzelfde te Praag).

Werken: Zuid-Afrika (met J. Snelleman, 1889); Industrie des Cafres du Nord Est de l'Afrique (1891); Land und Leute zwischen Zambesi und Limpopo (diss., Giessen 1894); Oom Paul (1896); Het land van Columbus (1905); Oude tijden in den Oranje-Vrijstaat (1907); Azië gespiegeld (2 dln. 1912-’18); De Oost-Indische Compagnie in Cambodja en Laos (1917). Verberne.

3° Joannes Wernerus Antonius, Ned. priester. * 27 April 1767 te Zwolle, † 4 Jan. 1829 te Deventer. Na zijn priesterwijding werd hij kapelaan te Deventer (1794), waar hij een school opende. M. was de eenige Kath. schoolopziener buiten Brabant. Van zijn hand zijn een aantal schoolboekjes verschenen. Als lid van de commissie onder Lod. Napoleon ingesteld in verband met een mogelijk herstel van de hiërarchie heeft hij omtrent de vorming van de jeugd denkbeelden ontwikkeld, die vreemd aandoen en die hij later verworpen heeft. M. was achtereenvolgens pastoor te Olst, Steenwijkerwold en Deventer.

Lit.: Zuidema, in Nw. Ned. Biogr. Wbk. (II 1912); J. Witlox, De Kath. Staatspartij (I 1919). de Haas.

4° Pieter Lodewijk, Ned. historicus. * 9 Nov. 1842 te Koog aan de Zaan, † 25 Dec. 1904 te Gardone (Riviera). Hij ondernam archiefreizen in het buitenland en werd hoogleeraar in de geschiedenis te Groningen (1878) en te Leiden (1883). Als historicus bewerkte hij bij voorkeur den Tachtigjarigen oorlog en de politiek van Willem III.

Werken: o.a. De Staat der vereenigde Nederlanden in de jaren zijner wording 1572-’94 (21878); De Unie van Utrecht (1878); Gesch. van onzen tijd (niet door hem voltooid, voortgezet door anderen; 3 dln. 1903-’21).

Lit.: Brugmans, Nw. Ned. Biogr. Wbk. (VII). Willaert.

5° Samuel, Ned. archivaris en geschiedkundige. * 22 Jan. 1848 te Amsterdam, † 5 Dec. 1922 te Utrecht. Zoon van den Amsterdamschen antiquair-boekhandelaar Frederik M. en Gerarda Yntema; studeerde in de rechten te Amsterdam en promoveerde in 1872 te Leiden. In 1874 aanvaardde hij de betrekking van archivaris der gem. Utrecht. Met ingang van 1879 werd hij tevens benoemd tot rijksarchivaris in de prov. Utrecht. Lange jaren is hij voorzitter geweest van het Hist. Genootschap en voorzitter van de Ver. van archivarissen in Ned. Vooral in de laatste kwaliteit heeft M. baanbrekend werk verricht. Dat de archiefwetenschap in Ned. op haar tegenw. plan kwam te staan en het Ned. archiefwezen degelijk werd georganiseerd, is niet in de laatste plaats aan het wetensch. inzicht en den rusteloozen arbeid van M. te danken geweest. Zijn inventarissen van het Utr. gemeentearchief behooren tot de beste. De rij zijner geschriften is eindeloos. Zij getuigt van een grondige kennis van de rechterlijke, administratieve, kerkelijke en economische toestanden van het middeleeuwsche Utrecht. Werken: o.a. Mare clausum (1872); Gesch. der Noordsche Compagnie (1874); Middeleeuwsche Rechtsbronnen der stad Utrecht (4 dln. 18S3-’85); Over Claustraliteit (1890); Oudste cartularium v. h. Sticht Utrecht (1892); Mr. Hugo Wstinc, Het Rechtsboek van den Dom van Utrecht (1895); Schetsen uit de M. E. (1900); id., Nieuwe bundel (1914); Rechtsbronnen v. d. Dom van Utrecht (1903); met J. A. Feith en R. Fruin: Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (21921); met A. C. Bouman: Oorkondenboek v. h. Sticht Utrecht tot 1301 (I 1920-’21); met J. Veth: Albrecht Dürer’s Niederlandische Reise (2 dln. 1918). —

Lit.: H. E. v. Gelder, in Levensber. v. d. Mij. der Ned. Letterk. (1922-’23); G. W.

Kernkamp, in Jaarb. Kon. Akad. v. Wetensch. (1923-’24); C. L. de Leur, De geschriften v. Mr.

Dr. S. Muller Fzn. 1872-1914 (voor 1914-’22 vervolgd door H. E. v. Gelder achter diens Levensbericht).

v. Campen.