Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Müller

betekenis & definitie

1° Adam Heinrich, Duitsch staatsrechtkundige en economist. * 30 Juni 1779 te Berlijn, † 17 Jan. 1829 te Weenen. Na rechten, philosophie, theologie en natuurwetenschappen te hebben bestudeerd en vele reizen gemaakt te hebben in Denemarken, Zweden, Polen, Oostenrijk, werd hij in 1805 Katholiek; hij was bevriend met Friedr.

Schlegel, Zach. Werner en den H.

Clemens Maria Hofbauer. Hij maakte zich verdienstelijk in den Oostenrijkschen staatsdienst en werd in 1826 op voorstel van Metternich in den adelstand verheven (Ritter von Nittersdorf).M. is onder de aanhangers der Historische School de krachtigste verdediger van de organische staatsleer; hij is de eerste dynamische staats-theoreticus. In het Katholicisme ziet hij het beginsel van het geestesleven in het gemeenschapsleven. De staat is voor hem „een groote alle andere menschen omvattende mensch”; daarom omvat de staat de volheid van het menschelijk leven, is hij de totaliteit der menschelijke aangelegenheden. De staat is een individu met een zelfstandig bestaan, voor wiens voortdurend, in gestadige ontwikkeling uit het verleden opbloeiend bestaan te waken de eerste plicht der overheid is. Op financieel gebied stond hij een a-metallistische geldtheorie voor. De in den jongsten tijd herleefde strijd omtrent de geldtheorieën en vooral de leer van het Universalisme van Othmar Spann, hebben M. aan de vergetelheid ontrukt.

Voorn. werken: Die Lehre vom Gegensatz (1804); Von der Idee des Staates (1809); Die Elemente der Staatskunst (2 dln. 1810); Theorie der Staatshaushaltung (2 dln. 1812); Versuche einer neuen Theorie des Geldes mit bes. Rücksicht auf Gross-Britannien (1816); Von der Notwendigkeit einer theolog. Grundlage der gesamten Staatswissenschaft (1820). Lit.: M. Schlüter-Hermkes, Adam Müller, in Jahrb. des Verbandes akademisch gebild. Katholiken (1923); Jacob Bana, Gesellschaft und Staat im Spiegel deutscher Romantik (1924); A. von Martin, Die polit.

Ideenwelt Adam v. M.’s (in: Kultur u. Universalgesch., Festgabe f. W. Goetz, 1927). Borret.

2° August, Duitsch sociaaldemocraat. * 20 Nov. 1873 te Wiesbaden. Oorspronkelijk tuinman, werkte hij zich op tot redacteur van „Volksstimme” in Maagdenburg en later tot leider der vaktijdschriften van consumptievereenigingen. Hij was de eerste socialist, die tot een hoogere ambtenaarsfunctie werd toegelaten.

Werken: Arbeitersecretariate und Arbeiterversicherung in Deutschland (1904); Sozialisierung oder Sozialismus? (1919).

Borret.

3° Friedrich, vooral bekend als Maler M., Duitsch dichter-schilder uit het Sturm-und-Drang. * 13 Jan. 1749 te Kreuznach; sinds 1781 te Rome en aldaar tot het Katholicisme bekeerd; † 23 April 1825 te Rome in vereenzaming en armoede. M. vernieuwde het genre der idylle in den zin van een gezond realisme.

Voorn. werken: Die Schaffschur (idylle, 1775); Das Nusz-Kernen (idylle, 1776); Golo und Genoveva (drama, 1776); Fausts Leben (drama, 1778). — Uitg. d. M. Oeser (2 dln. Neustadt 1916-’18).

Lit.: F. Meyer, M.-M.-Bibliographie (Leipzig 1912); B. Seuffert, M.M. (Berlijn 1877); A. Luntowski, M.M. (1907); O. Heuer, M.M.’s Idyllen (1914). Baur.

4° Friedrich Max, Duitsch taalkundige (Sanskritist) en Indoloog, algemeen als de stichter van de vergelijkende godsdienstwetenschap aangezien. * 1823 te Dessau, † 1900 te Oxford, waar hij sedert 1850 prof. was. M. kende aan de natuurmythologie een overdreven beteekenis in de godsdienstgeschiedenis, in het bijzonder voor het ontstaan der godsgedachte, toe. Zijn blijvende beteekenis voor de godsdienstgeschiedenis ligt in de door hem begonnen verzameling The Sacred Books of the East (49 dln. 1849 vlg.). Als taalkundige bekend door zijn groote uitgave van de Rig-Weda, maar vooral door zijn prettig leesbare Lextures on the Science of language (1861 en later), waardoor hij in breede kringen belangstelling voor de taalkunde wist te wekken.

Lit.: Georgina Muller, Life and Letters of M. M. (2 dln. 1902); K. L. Bellon, Inleid. tot de vergelijk. godsdienstwetenschap (1932).

5° Georg Elias, Duitsch psycholoog. * 20 Juli 1850 te Grimma, † 23 Dec. 1934 te Göttingen, waar hij hoogleeraar was en vertegenwoordiger van een psychologen-school.

Werken: met A. Pilzecker, Experim. Beitrage zur Lehre vom Gedachtniss (in Zeitschr. f. Psych., 1900); Zur Analyse der Gedächtnistätigkeit und des Vorstellungsverlaufs (3 dln. 1911, 1917, 1913).

6° Günther, Duitsch litterairhistoricus, hoogleeraar te Münster; convertiet. * 15 Dec. 1890 te Augsburg. Specialist der Barokliteratuur en van het kunstlied; huldigt de geesteshistorische richting.

Voorn. werken: Gesch. des deutschen Liedes vom Barock bis zur Gegenwart (1925); Deutsche Dichtung von der Renaiss. bis zum Ausgang des Barock (1930); Deutsches Dichten und Denken vom M. A. zur Neuzeit (1934); redigeert sinds 1926 het Literaturwissenschaftl. Jahrbuch der Görresgesellschaft en de reeks Schriften zur deutschen Literatur.

7° Hermann, ook soms genoemd Müller-Franken of Müller-Breslau, Duitsch staatsman. * 18 Mei 1876 te Mannheim, † 20 Maart 1931 te Berlijn. Eerst bediende en journalist; soc.-democr. lid van den Rijksdag sedert 1916; in Nov. 1918 lid van den Centralen ➝ Arsolraad, daarna van de Nationale vergadering te Weimar; onderteekende het verdrag van Versailles. Rijkskanselier van Maart tot Juni 1920 en van Mei 1928 tot Maart 1930.

Werken: Die Novemberrevolution (1928); Vom Kaiserreich zur Republik (1923-’24). Cosemans.

8° Iwan von, Duitsch Klassiek philoloog. * 20 Mei 1830 te Wunsiedel, † 20 Juli 1917 te München. In 1864 prof. te Erlangen, 1893-1906 te München. M. begon in 1885 met het Handbuch der Klass. Altertumswissenschaft (sinds 1922 onder W. Otto als Hdb. der Altertumsw.), dat de cultuur der Oudheid in al haar uitingen zou omvatten. Van 1883-’96 bewerkte M. de Jahresber. über die Fortschritte der klass. Altertumswiss. en sinds den zesden druk ook de Lat. Stilistik van Nagelsbach.

Zr. Agnes.

9° Johann, andere naam van ➝ Regiomontanus.
10° Johannes von, Zwitsersch historicus. * 3 Jan. 1752 te Neunkirch bij Schaffhausen, † 29 Mei 1809 te Cassel. Hij werd bibliothecaris van de keizerlijke bibliotheek te Weenen (1800); later geschiedschrijver van den koning van Pruisen, eindelijk staatssecretaris van het koninkrijk Westfalen. Zijn werken, die op soliede bronnenstudie berusten, oefenden een aanzienlijken invloed op de nationale ontwikkeling van Duitschland.

Werken: o.a. Gesch. der Schweizer (5 dln. 1786-1808); Reisen der Papste (1782); Allg. Geschichte (1811). — Lit.: C. Henking, J. v. M. (1928). Willaert.

11° Johannes Peter, grootste Duitsche physioloog in de 19e eeuw. * 10 Juli 1801 te Koblenz, † 28 April 1858 te Berlijn. Zoon van een schoenmaker. Zijn ouders deden alle moeite hem een goede opvoeding te geven. 1819 naar univ. te Bonn, ingeschreven voor Kath. theologie, na enkele dagen in de geneeskunde; 1822 geprom., daarna artsexamen te Berlijn.

Onttrok zich op aanraden van Rudolphi aan de romantische natuurphilosophie en wijdde zich aan de anatomie. Werd in 1833 opvolger van Rudolphi te Berlijn. Hij maakte vele reizen; en was groot als physioloog en vergelijkend anatoom. Meer dan 200 geschriften in 25 jaar. Tallooze belangrijke ontdekkingen. Zeer vele beroemde en geniale leerlingen. Stierf als Katholiek.

Lit.: W. Haberling, J. M. Das Leben des Rheinischen Naturforschers (Leipzig 1924). Schlichting.

Reactie van Müller of Ballungsreaktion is een uitvlokkingsreactie voor het aantoonen van syphilis. In positieve gevallen ontstaat in het mengsel van serum en reagens een wolkig balletje, dat in het midden van de vloeistof zweeft. Wyers.

12° Johann Gottwert, pseud.: M. v. Itzehoe, Duitsch romanschrijver uit de ➝ Aufklärung. * 17 Mei 1743 te Hamburg, † 22 Juni 1828 aldaar. Begon met gedichten, deed aan spectatoriale literatuur (Der Deutsche, 1770 vlg.), maar had vooral succes met lange, comische verhalen; bewerkte heel wat uit de Ned. letterkunde.

Voorn. werken: Siegfried v. Lindenberg (1779); Die Herren v. Waldheim (1784); Emmerich (1786); Gesch. des Herrn Thomas (1790). — Lit.: A. Brand, M. v. I. (Berlijn 1901); Fr. Muncker, in Allgem.

D. Biogr. Baur.

13° Karl Otfried, Duitsch Klassiek philoloog. * 28 Aug. 1797 te Brieg, † 1 Aug. 1840 te Athene. Wilde, naast de taal, studie van heel de cultuur der Oudheid. Naast schitterende cultuurhist. monographieën, uitg. van Klass. auteurs en een Gr. literatuur-gesch. In 1830 verscheen zijn Handbuch der Archaeologie der Kunst.

Lit.: F. Ranke, K. O. M. (1870).

14° Wilhelm, Duitsch lyrisch dichter uit de tweede Romantiek. * 7 Oct. 1794 te Dessau, † 30 Sept. 1827 aldaar. De liederen van M. (om zijn philhellenisme veelal der Griechenmüller genoemd) ontleenen hun thema’s aan een opgewekten natuurzin (Wanderlieder; de Müllerlieder in 1816 door Schubert getoonzet), en frissche, gezonde erotiek. Zijn Lieder der Griechen (1821 vlg.) waren de meest bijvalsrijke bijdrage van Duitschland tot den vrijheidsoorlog der Grieken tegen de Turken. Ook zijn balladen (Vineta; Der Glockengusz zu Breslau), hoewel meer handig van vorm dan diep van gevoel, kenden groot succes..

Uitg.: critisch d. J. T. Hatfield (1906). — Lit.: Br. Hake, W. M. (1909): A.

J. Becker, Die Kunstanschauung W. M.’s (1908); W. Lohre, W. M. (1927); Allen, W. M. and the German Volkslied (Chicago 1907).

Baur