of vocaal (phonetisch) is de naam, waarmede in de taalkunde die spraakklanken worden aangeduid, welke in tegenstelling tot de medeklinkers ontstaan door de uit de longen stroomende lucht, die door de stembanden in trilling wordt gebracht en zonder wrijving den open mond verlaat. Door den vorm, dien men de ruimte boven de stemspleet doet aannemen, m.a.w. naargelang van de verschillende standen, die de mond, de tong en de lippen kunnen aannemen, ontstaat een bepaalde klinker. De neusholte kan open blijven en gesloten zijn.
Zoo worden de klinkers verdeeld in neus- en mondklinkers, voor-, tusschen- en achterklinkers, boven-, middel- en benedenklinkers, nauwe en wijde, geronde en ongeronde, hooge en lage, sterke en zwakke, lange en korte, enz. Een k. kan ook gefluisterd worden; dan vervalt de trilling der eigenlijke stembanden, die aaneengesloten worden, en brengt alleen het gedeelte der stemspleet tusschen de bekervormige kaakbeenderen, dat open blijft, de lucht in trilling. Weerenbeck.De klinkers zijn over het algemeen beweeglijker dan de medeklinkers. Met elkaar verwante woorden met dezelfde groepeering der medeklinkers vertoonen vaak zeer verschillende klinkers, bijv. steken, stak, gestoken, staak. Zoo onderscheidt men verschil van kwaliteit en kwantiteit. Kwalitatief verschil vindt men bij klinkerwisseling of → Ablaut en klinker kleuring of → Umlaut. Verschil van kwantiteit krijgt men door rekking of verkorting. Zoo’n kwantiteitsverschil is soms weer verloren gegaan, terwijl men toch van langen of korten k. bleef spreken.
Zoo kent het tegenwoordig Nederlandsch bijv. geen lange ie (men merke op, hoe in een leenwoord als het Eng. keeper de ie in de uitspraak van het volk verkort is). Daarom worden de termen lang en kort ook wel vervangen door helder en dof, of vrij en gedekt. Bij de historische taalstudie zoowel als bij de dialectstudie spelen deze verschijnselen een belangrijke rol. v. Marrewijk.