1o (Prot.) De vergadering van den raad eener plaatselijke Prot. kerk. Elke plaatselijke kerk moet een k. hebben, die bestaat uit den predikant, en uit door de gemeente candidaat gestelde en gekozen ouderlingen en diakenen. De eersten om toezicht te houden op de leer, de laatsten om „Christelijke handreiking” te doen (armenverzorging enz.).
De diakenen behooren niet strikt tot den k.; alleen op plaatsen, waar minder dan drie ouderlingen zijn, worden de diakenen mede in den k. opgenomen. In andere gevallen vergaderen zij afzonderlijk. De „smalle” k. bestaat alleen uit de ouderlingen, de „breede” uit ouderlingen en diakenen samen.
De taak van den „smallen” k. is regeling van den dienst des Woords en der sacramenten, de catechisaties, de uitoefening der tucht, het huisbezoek. Die van den „breeden” k.: verkiezing van ambtsdragers en opmaken van dubbeltallen, en al die werkzaamheden, die in de art. 4, 5, 10, 13, 22, 24, 26 en 44 der Kerkenordening omschreven zijn. In gevallen van leergeschil enz. is de k. verantwoording schuldig aan de classis.
Lammertse2° (Kath.) In België is de k. een onderdeel van de → kerkfabriek.