Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jan Ziska

betekenis & definitie

(= éénoogig), beroemdste veldheer der → Hussieten. * Ca. 1360 te Trocnow, † 11 Oct. 1424 te Perzíbyslav. Na den dood van Hus werd Z. een der vurigste propagandisten van diens leer.

Onder zijn leiding werd het raadhuis te Praag bestormd (1419). In den daarop volgenden oorlog toonde Z. zich den vermetelsten en bekwaamsten der Hussietenleiders, maar zijn godsdienstig fanatisme en zijn felle haat tegen alle Duitschers droegen niet weinig bij tot de meedoogenlooze wreedheid van den strijd.

Weldra werd hij leider van de extremisten, de zgn. Taborieten (→ Tabor) of Horebieten (→ Hussieten, Utraquisten).

Hij versloeg in 1424 de gematigde partij bij Malesor, doch in hetzelfde jaar stierf hij op een expeditie in Moravië. Zijn aanhangers noemden zich na zijn dood „weezen”.Lit.: Nouv. Biographie Gén. (dl. 47 1877); Encicl. Ital. (dl. 35); H. Dénis, Hist. de Bohème (I 1930). H. Wouters.

< >