in de Wedische mythologie god van donder en storm, de voornaamste aller goden, doordat hij regen en bijgevolg vruchtbaarheid schenkt. Door het drinken van het sap der Soma-plant, hem door de priesters ten offer geplengd, raakt I. in een goddelijken roes, die zijn krachten ten top doet stijgen, zoodat hij al zijn demonische vijanden overwint.
De Maroets (storm-, windgoden) zijn I.’s gezellen. In het latere Brahmanisme verbleekt de figuur van I., die dan nog als koning des hemels vereerd wordt.Lit.: Macdonnell, Vedic Mythology (1897); Hopkins, Epic Mythology (1915) (beide in Bühler, Grundr. der indo-arischen Philologie). Mansion.