Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Henri Jaspar

betekenis & definitie

Belg. Kath. staatsman. * 28 Juli 1870 te Schaarbeek (Brussel); advocaat bij het Hof van Beroep; hij had een groot aandeel in het verzet der Brusselsche balie tegen de Duitsche bezetting; stichtte het werk van Kinderwelzijn en tot Hulp aan de Weggevoerden.

Hij maakte deel uit van het ministerie van Lophem als minister van Econ. Zaken en organiseerde den dienst der vergoedingen voor oorlogsschade; werd in 1919 tot lid der Tweede Kamer gekozen; trad herhaaldelijk als kabinetsformateur en eerste minister op en beheerde meestal de voornaamste ministeries. Onder zijn beleid werd in 1926 de stabilisatie van den frank doorgevoerd en werden de staatsspoorwegen verpand aan een N.V.; hij voerde ook de zgn. politiek der groote werken in (Albertkanaal). Als premier stond hij in 1929 de volledige vervlaamsching van het openbaar leven in Vlaanderen voor. Hij vertegenwoordigde meermalen België te Genève en fungeerde o.m. als voorzitter van de diplomatieke conferentie te Den Haag in 1929. Uytterhoeven.

< >