Halbertsma - familienaam van drie broers, geboortig uit Grouw, die in de eerste helft der 19e eeuw door hun Friesche geschriften (proza en poëzie) het gewone volk wisten te bereiken. Hun veelgelezen werken, eenvoudig, gevoelig, humoristisch, satirisch, brachten de Friezen weer dichter bij hun moedertaal en zoo hadden de H. een groot aandeel in het ontstaan en eerste verloop der →Friesche Beweging.
Hun bekendste populaire arbeid is, na hun dood, in 1871 uitgegeven als: Broerren Halbertsma, Rimen en Teltsjes (61918).De oudste der drie was Joost Hiddes, *23 Oct. 1789, ✝27 Febr. 1869 te Deventer; Mennisten-dominee te Bolsward (1813), Deventer (1822); daarnaast was hij taalkundige, o.a. ook op het gebied der Noorsche talen. Zijn levenswerk was zijn Lexicon Frisicum, waarvan bij zijn dood het 1e deel gedrukt was (A—Fleer) (lijst van zijn geschriften in De Vrije Fries, 1873). Zijn hss. en aanteekeningen vermaakte hij aan Friesland, op voorwaarde dat de Staten een Friesch woordenboek zouden doen verschijnen (uitg. 1895-1911 4 dln.).
De tweede broer was Tsjalling, *21 Jan. 1792, ✝12 Dec. 1852, kaaskoopman. Misschien werd zijn werk wel het meest gelezen en was hij daardoor de beste taalpropagandist van de drie onder het gewone volk en onder de kinderen; hij is bekend door zijn gedichtjes op „heilingen” (kindervertellingen in afbeeldingen op een groot vel papier, met onder iedere afbeelding een versje), op ulevelstrookjes, op „planeetjes” (berijmde voorspellingen) enz.
De jongste der drie was dr. Eeltsje, *8 Oct. 1797, ✝22 Maart 1858 te Grouw, student te Leiden en Heidelberg, geneesheer te Purmerend en Grouw. Hij is de dichter van het Friesche volkslied en van menig ander nog veel gezongen lied. Grouw richtte een gedenkteeken voor hem op.
Werken: Twigen út in Alde Stamme (1840); De foarname út-fen-huzers yn Fryslân (1841); Minne Jorrits reis nei it Kollumer Oproer yn 1797 (1851); Leed en Wille (1854); De Jonkerboer (1858). — Lit.: Wumkes, Bodders yn de Fryske Striid (1926). van der Meer.