Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gemeentebedrijf

betekenis & definitie

Gemeentebedrijf - A) Sociaal-economisch. De zgn. overheidsbedrijven danken hun ontstaan aan een viertal oorzaken, nl.

1° Het tekortschieten van het particulier initiatief ter voorziening in bepaalde behoeften, hetzij om het groote, daaraan verbonden risico, hetzij om de betrekke lijk geringe voordeelen in verhouding tot de te nemen risico’s;
2° Het gevaar van een monopolistische positie der bedrijven, in al die gevallen, waarin concurreerende bedrijven naast elkaar niet wenschelijk zijn;
3° Het streven naar behoud van zekere voordeelen voor de gemeenschap, die hun grond vinden in haar ontwikkeling, en de daarmede gepaard gaande bemoeiingen en offers der overheid, die ten slotte deze voordeelen eerst verwezenlijken;
4° De wenschelijkheid om met het oog op bepaalde overheidsbelangen zeggenschap in bedrijven te hebben. In een drietal vormen ontmoet men het overheidsbedrijf met name als zuiver overheidsbedrijf, geheel geëxploiteerd en beheerd door de overheid, als semi-overheidsbedrijf, opgericht en beheerd door particulieren, doch onder toezicht, soms in den vorm van concessievoorwaarden, der overheid, en de gemengde bedrijven, opgericht te samen door overheid en particulieren, door wie het kapitaal is bijeengebracht. Onder g. heeft men te verstaan al die overheidsbedrijven, tot welker oprichting en instandhouding de gemeenten het initiatief namen, resp. medewerkten.
B) Administratief-rechtelijk.
a) In dezen zin verstaat men in Ned. onder gemeentebedrijf al die bedrijven en als bedrijf georganiseerde diensten, die een eigen, zelfstandig financieel beheer hebben, afgescheiden van de algemeene gemeentelijke financiën. Haar wettelijken grondslag vindt deze afscheiding in Ned. in het art. 114 bis der Gemeentewet. Hierin wordt gesanctionneerd, dat naast de rekening der gemeente afzonderlijke administraties worden gehouden over bedrijven en diensten, wier ontvangsten en uitgaven niet worden beheerd door den ontvanger der gemeenten. De mogelijkheid werd daardoor geopend, zelfstandige, meer doelmatige, bedrijfsadministraties in te voeren, losstaande van de gemeenteadministratie. In zeer hooge mate droeg deze regeling bij tot een meer rationeel en commercieel beheer in de bedrijven.

C.Janssens.

b) België. Het recht der gemeenten, gemeentebedrijven te organiseeren, werd in België nooit betwist. Gesteund wordt op art. 76 der gemeentewet, dat aan het gemeentebestuur de regeling opdraagt van ètl wat van gem. belang is. Sommige speciale wetten voorzien uitdrukkelijk de organisatie van g., bijv. de wet van 10 Maart 1925 op de electriciteitsvoorziening. Zelfs kunnen vsch. gemeenten overeenkomen om gezamenlijk een bedrijf voor het alg. nut te organiseeren. Deze intercommunale ver. zijn mogelijk gemaakt door de wet van 24 Aug. 1921, wijziging brengend in art. 108 der grondwet en door de wet van 1 Maart 1922 op de ver. van gemeenten. Onder de g., die meest voorkomen, zijn te citeeren de bedrijven tot voorziening van electriciteit, gas en drinkbaar water, alsook de gem. slachthuizen. Eveneens zijn mogelijk de trainen autobusdiensten; de radiodistributie, enz. Onder de intercommunale bedrijven zijn vooral die aan te halen, welke electriciteit en watervoorziening tot doel hebben.

De g. hebben een afzonderlijke boekhouding. Slechts het vermoed batig of onbatig saldo komt in de gem. begrooting voor. De omstandige opgave van inkomsten en uitgaven der g. maakt deel uit van de zgn. Bijbegrooting, die aan de eigenlijke gem. begrooting wordt toegevoegd.

Rondou

< >