Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Faict

betekenis & definitie

Faict - Joannes Josephus, Belg. bisschop; *22 Mei 1813 te Leffinge, ✝ 4 Jan. 1894 te Brugge. Leeraar aan het groot-seminarie te Brugge, 1839; superior van het klein-seminarie te Roeselare, 1849; groot-vicaris, 1856; tot bisschop van Brugge verheven, 22 Sept. 1864.

Nam deel aan het Vaticaansch Concilie in 1869—1870 en werd er, dank zij zijn schitterende theologische wetenschap, lid van het comité voor de kloosterorden. In zijn bisdom was hij de ware „episcopus”, die alles overschouwt, nagaat, richt naar zijn persoonlijke, gezonde opvattingen, een man van de daad.

Dit toonde hij vooral tijdens den schoolstrijd (1879—1884), toen hij met ijzeren hand vast hield aan het wachtwoord door hem gegeven: „Unusquisque parochus habeat suam scholam” en zoo een werk in het leven riep, waarvan men nu nog de verblijdende vruchten plukt. In 1883 werd hem door paus Leo XIII de aartsbisschoppelijke zetel van Mechelen aangeboden, maar hij vroeg en bekwam, gezien zijn ouderdom, verlof om bij de zijnen te mogen blijven.Lit.: Eeuwfeest van Bisdom en grootseminarie Brugge (1934).

Allossery.

< >