Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Deelneming

betekenis & definitie

Deelneming - is er, wanneer meer personen betrokken zijn bij de uitvoering van een strafbaar feit. Met noodzakelijke deelneming duidt men aan die gevallen, waar, voor de totstandkoming van het delict, samenwerking van meerdere personen noodzakelijk is, bijv. overspel.

De Ned. en de Belg. Wet kennen twee hoofdvormen van deelneming, nl. daderschap en medeplichtigheid. Art. 47 Ned. W. v. Str. onderscheidt 4 soorten daders, nl. zij, die het feit plegen; zij, die het doen plegen door iemand, die zelf niet strafrechtelijk aansprakelijk is; zij, die het feit met anderen samenplegen; degenen, die teweegbrengen, dat een ander, die zelf strafrechtelijk aansprakelijk is, het feit pleegt; bij dezen laatsten vorm spreekt men van uitlokking, welke alleen kan geschieden door de middelen, die de wet limitatief opsomt, te weten: giften, geweld, beloften, bedreiging, misbruik van gezag, misleiding, verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen. Tegenover deze daders stelt art. 48 Ned. W. v. Str. de medeplichtigen en onderscheidt daarbij twee soorten, nl. degenen, die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf, en zij, die aan een ander, die tevoren het plan tot het plegen al had, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.

De begrippen d., daderschap en medeplichtigheid in het Belg. Recht stemmen met die van het Ned. Recht overeen (art. 66—68 SWB).

De mededader wordt als dader gestraft. De straf van den medeplichtige is meestal lager dan die van den dader; medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar (art. 47, 49 en 52 Ned. W. v. Str.; art. 66, 67 en 69 Belg. SWB).

De deelneming aan → drukpersmisdrijven is afzonderlijk geregeld (art. 53 en 54 Ned. W. v. Str.; art. 18 Belg. Grw.).

Bosch van Oud-Amelisweerd/Collin.

Deelpacht ook deelbouw, halfbouw of garvenpacht genoemd, is een pachtovereenkomst, waarbij de pachtprijs niet bestaat uit een bepaalde geldsom, maar uit een evenredig deel van de opbrengsten van het bedrijf. Deelpacht niet te verwarren met veranderlijke of mobiele pacht, waarbij de pachtprijs bestaat uit een geldbedrag, dat afhankelijk is van den gemiddelden verkoopsprijs van met name in de overeenkomst genoemde voortbrengselen. Terwijl deelpacht in België practisch onbekend is, en in Ned. verdwijnt, vermits ze hier bij de laatste landbouwtelling in 1921 nog slechts in 232 gevallen, omvattende 485 ha, voor kwam, breidt de mobiele pacht zich uit, in Ned. speciaal bij overheids- en particuliere instellingen als verpachtsters (o.a. Staatslandbouwdomeinen, Wieringermeer). Deelpacht komt nog veel voor in de Romaansche en Slavische deelen van Europa, speciaal in ZuidFrankrijk en Italië. In laatstgenoemd land heeft het meer het karakter van een arbeidsovereenkomst, waarbij de eigenaar een familie van landarbeiders verplicht tot bebouwing van een stuk grond, terwijl hij daarvoor als loon een bepaald deel der bruto-opbrengst toezegt.

Voor Ned. en België kan deelpacht niet tot haar recht komen, daar ze niet past bij de hier heerschende toestanden. De noodzakelijke afhankelijkheid van den deelpachter strijdt met het streven tot vorming van een krachtigen stand van kleine zelfstandige boeren. De voor het slagen van den deelbouw vereischte aanwezigheid van den eigenaar bij zijn goed, tot nauwe samenwerking met en contrôle op den pachter, ontbreekt. Voor grootere bedrijven is het stelsel niet uitvoerbaar. Als een middel tegen de nadeelen, verbonden aan het in Nederland en België heerschende stelsel van geldpacht, kan deelpacht niet worden beschouwd.

G. Heijmeijer.

L i t.: prof. Diepenhorst, Onze landbouw (1933).