Cornelius van zierikzee - Ook: Cornelius Henrici of Hendriks; priester, magister; ✝ 1493 (1494). Reeds in 1473 vindt men hem vermeld als kanunnik van St.
Pieter en als bewaarder van het huis der Duitsche heeren te Middelburg. Vanaf 1484 (1486) was hij pastoor van het begijnhof aldaar. Bezat ook een vicarie in het begijnhof te Zierikzee en kreeg vlak voor zijn dood de kapelanie van Koudekerke op Schouwen.
Lit.: Fruytier, Nw. Ned. Biogr. Wbk. (VI, 1315— 1316). Polman Cornelius 1° Herman Christiaan, kolonel bij de genie in Nederlandsch-Indië; * 1774 te Amsterdam, ✝ 1833 aldaar. In 1797 leidde hij den bouw van een fort bij Klatèn (Vorstenlanden) en bracht bij die gelegenheid de ruïnes van Prambanan aan het licht.
Sindsdien hield hij zich bezig met archaeologisch werk. In 1814 heeft hij, als voornaamste prestatie op dit gebied, de Boroboedoer blootgelegd. Het werk van C. is echter uiterst onbetrouwbaar gebleken.
Lit.: J. F. Stutterbeim, De teekeningen van Javaansche oudheden in het rijksmuseum van ethnografie (1933). Berg 2° Peter, Duitsch schilder van Nederlandsche afkomst (Comelisz); * 1783 te Dusseldorf, f1867 te Berlijn. Beheerscht omstreeks 1850, dank zij de groote opdrachten hem door Lodewijk van Beieren verstrekt, het kunstleven in München. Hij voelde zich nauw verwant met de philosophische geesten van zijn tijd, stelde zich ten doel de door hen verworven gedachten door middel van de schilderkunst tot uitdrukking te brengen. Een overschatting van de gedachte gepaard met een onderschatting van het handwerk maken, dat zijn werken zwakke navolgingen gebleven zijn van enkele grooten uit de Italiaansche Renaissance.
Werken: Wandschilderingen (München, Glyptotheek, St. Lodewijkskerk).
Lit.: Ernst Förster, Peter v. Cornelius, Gedenkbuch aus s. Leben u. Wirken (Berlijn 1874). Haesaert 3° Peter, Duitsch componist; * 24 Dec. 1824, ✝ 26 Oct. 1874 te Mainz. Als de schepper van de geniale komische opera Der Barbier von Bagdad (1856) is C. een der sterkste vertegenwoordigers van de Duitsche opera naast Wagner, tot wiens kring Cornelius aanvankelijk behoorde. Hij componeerde verder de opera’s Der Cid (1865) en Gunlöd (fragment), beide op eigen tekst, verder de liederencycli Trauer und Trost (1855), Weihnachtslieder, Brautlieder (1856— ’69). De opera’s zijn later door Mottl en Levi opnieuw (in Wagner’s stijl) geïnstrumenteerd, doch dank zij de propaganda van Max Hasse komt men thans steeds meer op den delicaten origineelen vorm terug.
Lit.: o.a. Max Hasse, Der Dichtermusiker P. C. (2 dln. Leipzig 1923), die ook de Gesamtausgabe van C.’s werken tot stand bracht (4 dln. Breitkopf und Hartel 1905 vlg.). Reeser Rudolf Cornely Jezuïet, een der meest bekende exegeten der 19e eeuw; * 1830 in Rijnland, ✝ 1908. Professor der exegese van 1867—1872 in Maria Laach.
Medewerker, later directeur van de Stimmen aus Maria-Laach, professor der Heilige Schrift aan de Gregoriana te Rome van 1879—1889. Van hem is uitgegaan het plan tot een groot Katholiek bijbelwerk, de Cursus scripturae Sacrae der paters Jezuïeten. Hij publiceerde een groot werk als introductie op de studie der H. Schrift, commentaren op de brieven van Paulus aan de Corinthiërs, Galaten en Romeinen en op het boek Sapientia.
Ongetwijfeld heeft C. grooten invloed uitgeoefend op de Katholieke bijbelwetenschap. Zijn werken getuigen van onafhankelijkheid en groote eruditie en ijver voor de wetenschap, vóór alles van zijn hoogachting voor traditie en kerkelijk leergezag. Dikwijls gaf hij een persoonlijken kijk. Soms verdedigt hij singuliere meeningen, waar hij moeilijk van afweek, en verdedigde hij met een absolute zekerheid hypothesen, die in alle geval hypothesen bleven. Een echt breede kijk op de kwesties ontbrak hem.
Werken: o.a. Historica et critica introductio in V. T. libros sacros (Parijs 21894—1897); Comm. in priorem epistolam ad Corinthios (Parijs 1890 en 1909); Comm. in epistolam ad Romanos (1896).
Lit.: Dict. de la Bible (Suppl. II, 153). C. Smits Jean Joseph Cornély Fransch journalist; * 1845 te Nogna (Jura), ✝ 1907 te Parijs. Stichtte in 1881 het koningsgezind blad „Le Clairon”. Na den dood van den hertog van Chambord (1883) versmolt het met het royalistisch geworden Le Gaulois; Cornély behield er de redactie van. Werkte ook mede aan Le Matin en Figaro.
Werken: L’oeil du diable (1878); Le Czar et le Roi (1884); Rome et le Jubilé de Léon XIII (1888); La France et son armée (1889). Willemyns Corner [Eng., = hoek (waarin nl. de baissiers in het nauw gedreven worden)], beursterm, een vorm van speculatie in den goederenhandel, waarbij de haussiers een kunstmatige schaarschte in het leven roepen. Ze koopen daartoe den geheelen beschikbaren voorraad op en sluiten tegelijk op groote schaal termijnkoopen. Bij het verschijnen van den afwikkelingstermijn nemen ze geen genoegen met een verrekening van prijsverschillen, doch eischen levering. De tegenpartij kan hieraan slechts voldoen, door tegen sterk verhoogde prijzen te koopen, daar de voorraden bijna geheel in het bezit zijn van de haussiers. Deze uitwas van den speculatieven handel heeft zich o.a. voorgedaan in den koffiehandel en den graanhandel. Witsenboer