Congressen (noord-nederlandsche en vlaamsche C.) - A) Nederlandsche Taal- en Letterkundige congressen. Het eerste werd gehouden te Gent (1849) op initiatief van dr.
Snellaert. Doel: letterkundigen en taalgeleerden uit N. en Z. Ned. nader tot elkaar te brengen en zoo het besef van eenheid van het Ned. volk aan te kweeken of te versterken. In de tweede plaats: bevordering van de wetenschap. Tot 1912 gemiddeld om de twee jaar gehouden; na het 32e congres (het 33e, dat in 1914 zou gehouden worden, ging niet door) zijn ze niet weer hervat.
Zij hebben de gewenschte toenadering zeker bevorderd en ook op andere gebieden resultaat gehad, o.a. bij de totstandkoming van het Ned. Woordenboek, de eenheid van spelling, de oprichting van het Alg. Ned. Verbond. Pogingen om de congressen een wijdere strekking te geven en tot maatschappelijke congressen te reorganiseeren, zijn steeds mislukt.
B) Vlaamsche wetenschappelijke congressen, sinds 1897, oorspronkelijk alleen natuur- en geneeskundig, later ook rechtskundig, philologisch, artistiek. Zijn heden ten dage van grooten omvang, met groote deelname ook van Noord-Nederlandsche zijde.
C) Dietsche Studenten Congressen, ingericht door het Dietsche Studentenverbond (D.S.V.), worden beurtelings in een Noord- en Zuid-Ned. universiteitsstad gehouden. Doel: Onderlinge band tusschen Zuid- en Noord-Ned. studenten versterken en bespreking van actueele onderwerpen.
D)Dietsch Academische Leergangen, ingericht door D.S.V., sinds 1927 (Amsterdam), 1930 (alle Nned. universiteitssteden), 1932 (Amsterdam en Wageningen). Doel: studenten, niet in de gelegenheid Nederlandsche wetenschap aan eigen universiteit te verwerven, hiermede in aanraking te brengen door hen één week colleges te laten loopen aan een universiteit, die hun deze wel kan schenken.
E) Delta-conferenties, ingericht door D.S.V., sinds Mei 1931 (Nijmegen), Dec. 1931 (Utrecht), 1933 (Utrecht). Doel: in een reeks wetenschappelijke voordrachten een systematisch overzicht te geven van de vraagstukken, betreffende de bevolking en haar beschaving in Schelde-, Maas- en Rijndelta in het algemeen en de Nederlanden in het bijzonder; in studentenkringen het besef van het belang dezer vraagstukken verspreiden, opwekken tot nadere bestudeering; vertegenwoordigers en beoefenaars van verschillende takken van wetenschap bijeen te brengen, ten einde de mogelijkheid van gecoördineerde bestudeering van specifiek nationale vraagstukken te helpen bevorderen.
F) Dietsche Landdag ingericht door de „Nederlandsche Unie”, sinds 1930 (Amsterdam), 1931 (Gent), 1932 (Utrecht), 1933 (Mechelen), 1934 (Tilburg). In secties worden vraagstukken van kunst en letteren, sociologie, economie, geschiedenis en jeugd onder groot-Nederlandsche belichting door Vlamingen en Noord-Nederlanders behandeld. Knuvelder.