Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Buchner

betekenis & definitie

Buchner - 1° Eduard, chemicus; * 20 Mei 1860, † 13 Aug. 1917. Bekend door zijn studie en experimenten omtrent de alcoholische gisting.

B. scheidde uit de gistcellen een enzym, de zymase, af en kon met dit preparaat alcoholische gisting bewerken (zgn. celvrije gisting). Zijn werk werd in 1907 met den Nobelprijs bekroond. Een verwonding in den oorlog maakte een einde aan zijn leven.

M. Jansen.

” 2° Hans, Duitsch organist en componist; * 1483 te Ravensburg (Wurttemberg), † ca. 1540. Naar getuigenis van Othmar Nachtgall (Luxinius) in zijn Musurgia (1536), was B. een leerling van Paul Hofhaimer. Vanaf ca. 1510 organist te Konstanz en is identiek met Magister Hans von Konstanz, dien men oorspronkelijk hield voor den opvolger van B. Een compositie van B., gedateerd van 1515, staat in Kleber’s Tabulaturbuch, andere vindt men in het tabulatuurboek van Kotter (1536). Het Fundamentbuch von Hans von Konstanz, uitgegeven door Karl Pasler in Viertelj. für Musik-Wissenschaft (V), draagt het jaartal 1551, echter met het opschrift „Abschrift” (voor Bonifatius Amerbach te Bazel); waarschijnlijk is de inleiding, in welke B. als autoriteit wordt geroemd, heelemaal niet van Hans von Konstanz.

Lit.: E. von Werra, in Monatshefte für Musik Geschichte (1889, nr. 9-12), en Haberls Kirchenmusikalisches Jahrbuch (1895).

Piscaer.