Bromeliaceeën - Bromeliaceae, zijn veelal kruidachtige, stamlooze, kleine gewassen, met een zeer onontwikkeld wortelstelsel. De wortels kunnen geen vocht opnemen, en dienen alleen tot bevestiging der planten, daarbij geholpen door een kleefstof, die door deze wortels wordt afgescheiden.
Het benoodigde water wordt door een rozet van lange stijve bladeren als een trechter opgevangen en in speciale cellen, voor tijden van droogte, opgenomen.
Bijna alle 1 000 soorten van de 40 geslachten komen in tropisch Amerika voor. De Z. Amer. geslachten zijn meest → epiphyten, slechts enkele komen als alleenstaande boomen in de Braziliaansche bosschen voor. Vele geslachten bewonen de hoogvlakten van Mexico en van het Peruaansche Andes-gebergte, waarvan sommige tot 4 300 m hoog worden aangetroffen, bijv. Schlumbergeria.
In de droge streken van Chili zijn het speciaal de Puya-soorten, die hoog de gebergten bevolken. Het centrum der verspreiding dezer familie is echter Brazilië. Enkele andere geslachten dezer groep zijn: Tillandsia, Ananas, Bromelia, Karatas, Nidularium, Cryptanthus, Rhodostachys, Billbergia, Aechmea, Chevaliera, Portea, Quesnelia, Ronnbergia, Echinostachys, Pitcaimia, Encholirion, Dyckia, Hechtia, Caraguata, Massangea, Vriesea. Sommige soorten worden als kamerplanten en kas-sierplanten gekweekt en gezocht, andere voor snijbloemen of vanwege de heerlijke vruchten. “Bouman ”