Bacillendragers - Wanneer iemand een infectieziekte heeft doorgemaakt en daarvan genezen is, gebeurt het af en toe, dat hij den verwekker van die ziekte niet meer kwijt raakt, maar voortdurend bij zich houdt. Ziekten, waarbij dit nogal eens voorkomt, zijn buiktyphus en de diphterie.
Iemand, die bijv. buiktyphus heeft gehad, scheidt dan nog na jaren met de faeces typhusbacillen (zie Bacil) uit en is dus een groot gevaar voor zijn omgeving. Vooral als een dergelijk mensch uit hoofde van zijn beroep (bijv. melk- of groenteboer) met voedingsmiddelen in aanraking komt, is de kans groot, dat hij deze voedingsmiddelen met de bacteriën besmet, en zoo een bron wordt, van waaruit steeds nieuwe infecties haar oorsprong vinden.
Ook bij de diphterie vindt men nog al eens, dat, nadat de ziekte zelf overwonnen is, de diphteriebacillen toch nog zeer geruimen tijd in de keel aanwezig blijven en dan voor den drager er van niet meer schadelijk zijn, maar wel voor een ander, die vatbaar is voor diphtherie.
Een enkele maal vindt men bacillendragers, die de ziekte zelf niet hebben doorgemaakt, doordat ze er voldoende verweermiddelen tegen bezitten, maar op een of andere wijze met bacteriën besmet zijn en zooals boven beschreven dus een gevaar voor hun omgeving opleveren.
Men spreekt altijd van „bacillen”-dragers, omdat, de meest bekende ziekten, waarbij dit verschijnsel voorkomt, door bacillen (dus staafjesvormige bacteriën) veroorzaakt worden. Het feit komt echter ook voor bij ziekten, die door andere soort micro-organismen worden verwekt. Wyers.