Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Atticus

betekenis & definitie

Atticus - 1° Herodes, zie Herodes.

2° Titus Pomponius, de groote en altijd trouwe vriend van Cicero. Een man van hooge beschaving en zeer aantrekkelijk karakter, bovendien heel rijk. Voortdurend in betrekking met de bekendste heethoofden der Romeinsche politiek in de eerste eeuw v. Chr., wist hij zich toch buiten en boven de partijen te houden, en aldus heel vaak te bemiddelen tusschen zijn vele vrienden. Ambten bekleedde hij niet. * 109 v. Chr. te Rome uit oud riddergeslacht, ♱ 31 Maart 32. Studeerde te Athene, en leefde daar lang.

Vandaar de naam Atticus. Zijn weldadigheid, die hij later te Rome doorzette, was zóó groot, dat men standbeelden voor hem oprichtte. Voor de Romeinsche literatuur en geschiedenis maakte hij zich verdienstelijk zoowel actief als passief. Actief door zijn optreden als uitgever (talrijke slaven had hij als copiisten in dienst), passief door de ons bewaarde correspondentie met hem, van Cicero’s kant. Zijn eigen (historische) geschriften gingen verloren.

L i t.: Gaston Boissier, Cicèron et ses amis. Slijpen.

< >