Atmospheer als drukeenheid - Eén natuurkundige a. is de druk van 1, 0333 kg per cm2 en is gelijk aan de normale drukking van een 760 mm hooge kwikkolom, bij 0°C temperatuur en 45° geographische breedte, op een oppervlak van 1 cm2. Eén technische a. is de druk van 1 kg per cm2.
Eén standaard-a., drukeenheid volgens het cm-g-s-stelsel, is gelijk aan de (meteorologische) bar (= 1 000 millibar). 1 000 millibar komt met een drukking van 750 mm kwik, bij 0°C en 45° breedte, overeen.
Standaard-atmospheer, vgl. atmospheer als drukeenheid. De internationale standaard-a., welke voor de indeeling van altimeters gebruikt wordt, veronderstelt: 1° op zeehoogte, een temperatuur van 15° C en een druk van 760 mm kwik; 2° van 0 tot 11 km hoogte, een temperatuurverval van 6,5°C per km; 3° boven 11 km, een constante temperatuur van —56,6°C.
L i t.: Meteorological Glossary (Londen 1930).
V. d. Broeck.De atmospheer in het zonnestelsel. Alle groote planeten, behalve Mercurius en Pluto, hebben zeker een a. Mercurius heeft waarschijnlijk geen a. van eenige beteekenis. Evenals bij de maan is die a. vermoedelijk langzaam ontsnapt door de kleine zwaartekracht. Men ziet er geen schemeringsverschijnsel als bij Venus, waar de horens van de sikkel merkbaar langer zijn dan men moest verwachten. Venus heeft een zeer groote albedo en dus vermoedelijk een a. met een gesloten wolkendek. Vermeld is reeds de verlenging van de horens; als Venus zeer dicht bij de zon komt, ziet men een helderlichtenden ring om de planeet.
Van de samenstelling der a. is zeer weinig bekend. Alleen weet men dat er zeer weinig zuurstof en waterstof in is. M a r s heeft een a., die waarschijnlijk heel wat ijler is dan die van de aarde, maar in samenstelling er veel op lijkt. Men maakt dit op uit het groeien en afnemen van de witte poolkappen met de seizoenen, zoodat daar neerslag moet vallen.
Er is verder duidelijke schemering en men neemt er nu en dan wolken en mist waar. De a. van Mars bevat zuurstof en waterdamp, verder weet men er weinig van. De druk op de oppervlakte is tusschen 4 en 20% van die van het aardoppervlak.
Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptun u s hebben soortgelijke absorptiebanden in hun spectra, die op een vrijwel gelijk samengestelde dichte a. wijzen. Van de samenstelling is niets met zekerheid bekend.
Van een eventueele a. van Pluto valt voorloopig niets te zeggen. Om den enormen afstand is het de vraag of men er ooit iets met zekerheid van te weten zal komen. Bruna.De atmospheer der vaste sterren. Het uitgangspunt in de waarneming voor een theorie van de a. is het spectrum der sterren. Dit leert, dat de temperatuur in de a. (zie Temperatuur der sterren) van de orde is van duizenden graden. Bij die temp. is de warmteuitwisseling door geleiding en strooming te verwaar loozen, vergeleken bij die door straling.
Dit is het eerst ingezien door Schwarzschild, die hierop zijn theorie van het stralingseven wicht in de a. opbouwde, welke theorie later door Milne nader is uitgewerkt. Stralingsevenwicht heeft men dan, wanneer in die atmospheer een dusdanige temperatuur verdeeling bestaat, dat ieder deel evenveel warmte uitstraalt als absorbeert. Bij die hooge temp. treedt i o n i s a t i e op. Saha, Pannekoek e.a. hebben, door op het ionisatieproces de theorie van het chemisch evenwicht toe te passen, de ionisatie in de a. bestudeerd en een verklaring gegeven van het optreden van de verschillende absorptielijnen in bepaalde spectraalklassen. Reesinck.