Arcadië - (ant. geogr.) heet het centraal kindschap van de Peloponnesus, dat door bergen verdeeld is in verschillende kantons (zie plaat); bewoners : boeren en herders. Enkele steden van belang: Mantinéa en Tegea. Later Megalopolis, een kunstmatig gevormd centrum. Aanvankelijk A. onder Sparta’s hegemonie, tot den slag bij Leuctra (371 v. Chr.). Na deze nederlaag der Spartanen organiseert A. zich onder leiding van Lycomédes van Mantinea tot een statenbond.
Daar A. in grootte en bevolking alle landschappen van de Peloponnesus overtrof, scheen de bond een groote toekomst tegemoet te gaan. Over de inrichting van den bond weet men zeer weinig. De hoogste macht had de bondsvergadering der 10 000, die gewoonlijk te Megalopolis in het Thersiléüm samenkwam. Tot den bloei van den bond heeft Epaminondas veel bijgedragen, die, steunend op A., de Peloponnesus wilde beheerschen. Maar de Arcadiërs wilden onafhankelijkheid.
De bond verloor zijn kracht door oneenigheid der Spartaanschen Thebaansch-gezinde partijen. In het midden der 3e eeuw v. Chr. loste, de bond zich op; de steden sloten zich aan bij den Achaeïschen of bij den Aetolischen bond. Davids A. wordt grootendeels ingenomen door kalk- en leisteengebergten (in het N. Zyria, 2 374 m), waartusschen vele bekkens: in het O. dat van Tripolis, van Mantinea, van het Pheneosmeer en van het Stymphalische meer, van welke vier het water ondergronds wordt afgevoerd, zoodat ze ’s winters moerassig zijn en daardoor in de lage deelen onbewoonbaar. Het bekken van Megalopolis (in het W.) wordt door de Alpheus doorstroomd. De vruchtbaarste deelen van A. leveren olijven en wijn, maar veeteelt is hoofd middel van bestaan. Het verkeer is naar het Z. het gemakkelijkst, maar thans bestaat er een spoorwegverbinding naar 0. en W. De hoofdstad is Tripolis.
Hoek.