Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Andersen

betekenis & definitie

Andersen - 1° Anne-Marie, Noorsch schrijfster van fraaie kinderboeken en gevierd tooneelspeelster; ze werd de tweede vrouw van Kn. Hamsun. * 1881.

2° Hans-Kristian, Deensch dichter; schreef natuurlijk-gestelde, dicht bij het frissche leven blijvende en toch ideaalrijke romans en tooneelstukken. Maar vooral, uit een in hem nooit geheel verdrongen kinderlijke natuur, schiep hij de Eventyr of Kindersprookjes, waarmede, sinds 1835 regelmatig elken Kerstdag, zijn volk en weldra de wereld werden verrast. Hierdoor is hij de vinder van een nieuwen litterairen verbeeldingsvorm, die, op den grondslag en in den stijl van het (zie) volkssprookje, in de naïeve gedaante van kinderverhalen over bloemen, dieren of levenlooze wezens, maar deze gebaad in een waas van volkswonder en gepoëtiseerd bijgeloof, de diepste dingen van het menschelijk hart en het leven uitspreekt. Zacht-weemoedige humor en onverstoorbaar optimisme omstralen deze kinderlijke lit., ook voor groote menschen genietbaar, bijv. De schaduw, De Sneeuwkoningin, De klok, De prinses op de erwt, Groote Klaas en kleine Klaas.

Hoewel niet ontstaan zonder beïnvloeding door de Duitsche romantiek (Fouqué, Chamisso, Tieck, Eichendorff), verspreidde zich het nieuwe genre over de heele wereldlit. vooral met en dank zij het werk van A., maar nergens bereikte het nog de argelooze ongekunsteldheid van den grooten Deen; men denke bijv. bij ons aan de ietwat gemaakte kunstsprookjes van Marie Metz-Koning. * 2 April 1805 te Odense, ✝ 4 Aug. 1875 te Kopenhagen.

Werken: Eventyr I (1835); Historier 1852 vlg. (Ned. vertaling d. W. van Eeden, 1933). Romans: Improvisatoren (1835); O. T. (1836) ; Kun en Spillemand (1837); Billedbog uden billeder (1840). Drama’s: Agnete (1833); Mulatten (1840); Ahasver (1844); Ole Luköje (1850). Reisverhalen: En digters Bazar (1842). Autobiographie: Mit livs eventyr (1852). — Uitg. : Samlede Skrifter (33 dln. 1854—’79). — Lit.: Brandes in Samlede Skrifter II; Höller, A. und seine Märchen (1906); Brix, Andersen og hans Eventyr (Kopenhagen); Larsen, A. Leben ohne Dichtung (Berlijn 1925); Rubow, A.’s Eventyr (Kopenhagen 1927). Baur.

3° Knud, Deensch romanschrijver; verwerkt het hem uit persoonlijke ervaring bekende zeemansleven in verhalen, die ook de moderne vraagstukken (huwelijksethiek o.m.) op veelal gewaagde wijze behandelen. * 1890.

Voornaamste werken: De zee ; Branding ; Parelmoeder (in Duitsche vertaling o.m. bij Westermann).

4° Tryggve, Noorsch romanschrijver, die, in klassiek-soberen stijl, maar uit rijke verbeelding, aan de beste Duitsche romantici (Novalis, E. Th. A. Hoffmann) gevoed, het cultuur-historisch verleden van zijn geboortegewest Hamar opriep ; leverde ook één flinken modernen probleemsroman. Zijn latere novellen vertoonen inzinking van talent. * 1866, ✝ 1920.

Werken: I cancelliraadens dage (1897); Mot kveld (1900); Gamle Folk (1904). Baur.