Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Anarchisme

betekenis & definitie

Anarchisme - (Gr. an = zonder, archè = heerschappij) wordt dikwijls beschouwd als een vorm van het socialisme, maar is eigenlijk de uiterste doorvoering van het individualisme, en ofschoon vele anarchisten een collectivistische organisatie der vrije maatschappij beoogen en het communisme als ideaal beschouwen, maakt toch de hardnekkigheid van de individualistische tendenzen onder de anarchisten het onmogelijk, om het a. te vereenzelvigen met het socialisme. De naam a. werd waarschijnlijk het eerst gebruikt door Proudhon; het a. eischt verwerping van het gezag en absolute zelfheerschappij van het individu; in plaats van de wet komt de vrije wil, het vrije verdrag, de vrije vereeniging, in plaats van rechtsnormen de conventie; het a. verwerpt echter niet elke maatschappelijke ordening, maar wil door onbeperkte vrijheid komen tot de gewenschte samenleving; het economisch en maatschappelijk leven moet berusten op vrijwillige en steeds opzegbare overeenkomsten zonder de wet, wijl deze een gezagsorgaan veronderstelt, dat plichten kan controleeren en de nakoming er van kan verzekeren. Reeds bij de Antieken, in de middeleeuwen en bij de voorstanders van het maatschappelijk verdrag vinden we anarchistische ideeën, zooals bij Hooker, Etienne de la Boëtie en Godwin; den vader van het a. kunnen we noemen Pierre Joseph Proudhon. In de ontkenning van den staat komen de anarchistische leerstellingen vrijwel alle overeen: Godwin, Proudhon, Stirner en Tucker verwerpen den staat zonder beperking voor de onmiddellijke toekomst; Bakounin en Kropotkin voorzien, dat de staat in de naaste toekomst zijn reden van bestaan zal verliezen; Tolstoj verwerpt den staat niet zoo absoluut.

Als hoogste wet voor het menschelijk handelen erkennen sommigen (Bakounin en Kropotkin) een natuurwet; anderen (Proudhon en Tolstoj) een ideëelen plicht; volgens sommigen is deze norm het geluk; dit geluk als norm voor het handelen is volgens sommigen (Godwin) altruïstisch, voor anderen egoïstisch (Stirner, Tucker). Wat het economische betreft kan men onderscheiden een individualistische en een communistische rechting; het eigendomsrecht wordt verworpen door Godwin, Proudhon en Tolstoj; anderen handhaven het eigendomsrecht alleen voor de gemeenschap en zijn collectivistisch inzoover ze het eigendomsrecht der productiemiddelen aan de maatschappij toekennen en voor de individuen alleen het eigendomsrecht van consumptiemiddelen aanvaarden (Bakounin), terwijl anderen elk particulier bezit verwerpen. Ten opzichte der verwerkelijking van hun ideeën zijn vele anarchisten revolutionnair en eischen omverwerping van de bestaande orde door geweld, anderen zijn reformistisch. Van een godsdienstig anarchisme kan men niet spreken, want godsdienst eischt onderwerping aan God en aan leerstellingen, terwijl het a. geen heerschappij wil van God over de menschen, evenmin als een heerschappij van den mensch over den mensch. Wel wordt de leer van Leo N. Tolstoj soms Christelijk-socialistisch genoemd, maar ze wil alleen zijn een leer van liefde, die elk gezag, recht, staat en eigendom en elke kerkelijke leerstelling verwerpt.

Het a. behoeft geen weerlegging; uit anarchie kan geen orde ontstaan, want waar orde wil zijn, moeten er ondergeschikten willen zijn; een overeenkomst welke niet bindt is geen overeenkomst en waar het gezag geen bescherming brengt, heerschen brute macht en geweld.

Lit.: H. Pesch, Lehrbuch der Nationalökonomie (I); G. Adler, Handwörterbuch der Staatswissenschaften, art. Anarchismus; Elzbacher, der Anarchismus.

M. Verhoeven.

< >