is een bepaalde methode van exegetische aanpak, welke haar oorsprong vindt bij enkele Duitse theologen (H. Gunkel voor het O.T., en M.
Dibelius met R. Bultmann voor het N.T.).
Zij spoort alle literaire vormen (genres) in de Bijbel op (klaagliederen, hymnen, psalmen, gelijkenissen, apoftegmata, vertellingen enz.) en probeert de levenssfeer, de „Sitzie im Leben”, te bepalen waaruit deze vormen ontstonden. Vorm en functie beantwoorden dus in een zeker wetmatig verband aan elkander.
Dit uitgangspunt heeft veel bij gedragen tot een nadere typering der literaire genres en hernieuwde aandacht opgeroepen voor de traditie en haar vormgeving in het gemeenschapsleven reeds vóór er van fixering in schriftelijke vorm sprake is. De baanbrekers van deze methode gingen echter te ver in socialisering van de „Sitzie im Leben”.
Met name waardeerde men voor het N.T. de zgn. creatieve kracht van de oergemeente verkeerd door bijv. te beweren, dat de verhalen hun ontstaan alleen dankten aan de levenssfeer en de behoeften van de gemeente en niet aan een historisch gebeuren (zie Exegese, Jesus), terwijl men het werk der verschillende evangelisten en hun karakter van auteur onderschatte (zie Evangeliën). j. v. D.