Jules Grandgagnage

Schrijver op Ensie

Gepubliceerd op 26-08-2021

Poststructuralisme

betekenis & definitie

Poststructuralisme is een intellectuele beweging die zich in Europa ontwikkelde aan het begin van de tweede helft van de twintigste eeuw, vooral in Frankrijk in de jaren 60 en 70. Poststructuralisme kwam naar voren als een tegenwicht voor het structuralisme (waarvan de belangrijkste bijdragers Roman Jakobson, Ferdinand de Saussure en Claude Lévi-Strauss waren). De grenzen ervan worden echter verschillend gedefinieerd door verschillende poststructuralisten.

Een belangrijke overweging vanuit het poststructuralisme is dat er geen vaste structuur en geen vast discours is, wat in contrast staat met het geloof van het structuralisme in statische en stabiele entiteiten. Zo richt het poststructuralisme zich op de historische discontinuïteit, op breuken dus, en in het bijzonder op de condities van het maken van constructies. Kenmerkend is een kritische benadering van het structureren van concepten, normatieve noties en theoretische principes. Bij analyses worden psychoanalytische, discoursanalytische, semiotische en taalfilosofische methoden gebruikt.

Belangrijkste theoretici
Enkele van de meest prominente poststructuralistische theoretici zijn Michel Foucault, Jacques Derrida, Gilles Deleuze, Roland Barthes, Jacques Lacan, Louis Althusser, Jean Baudrillard, Slavoj Žižek, Ernesto Laclau, Judith Butler en Hélène Cixious.

Kritiek
Poststructuralisme wordt soms gezien als deel uitmakend van de beweging van de postmoderne filosofie. In deze context wordt het poststructuralisme bekritiseerd als soms te relativistisch of nihilistisch. Anderen vinden het taalkundig te complex. Ten slotte wordt het gezien als een bedreiging voor de traditionele waarden of voor academische en wetenschappelijke criteria die in de menswetenschappen worden gebruikt.

< >