(vər'strikkən) (verstrikte, heeft verstrikt)
1. opnieuw strikken.
2. anders strikken : een das -.
3. met strikken omleggen.
4. verbinden.
5. lokken.
6. vangen : iemand in zijn eigen woorden -.
7. zich -, zich in ongelegenheid brengen ; zich door verkeerde antwoorden -.