('toe) (stak toe, heeft toegestoken)
1. met uitgestrekte arm overgeven: iemand een kaart -.
2. bedektelijk geven: iemand geld -.
3. ergens heen steken : hij stak me beide armen toe.
4. door steken toedoen: steek dat gat toe.
5. de hand oprichten en dan steken: hij stak toe en trof zijn slachtoffer.