I. ('ranssl) m. (-s; -tje)
I. Eig. vierkante rugtas van soldaten of scholieren: met gepakte -s uittrekken.
II. Metn.
1. rug, lijf: iemand wat op zijn geven.
2. Plat. buik: zijn volproppen.
III. ('ransəl) zmv. [ranselen] Gemz. slaag: iemand geven; een pak krijgen.