('los) (zat los. heeft losgezeten)
1. los, niet stevig bevestigd zitten : die strik, tand zit los.
2. spoedig loskomen, vloeien : de tranen zitten bij hem los.
Gepubliceerd op 30-06-2020
betekenis & definitie
('los) (zat los. heeft losgezeten)
1. los, niet stevig bevestigd zitten : die strik, tand zit los.
2. spoedig loskomen, vloeien : de tranen zitten bij hem los.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: